Skip to main content
logo VisitDrama
house

Stendhal

Stendhal - pseudoniem van Marie-Henri Beyle (23 januari 1783 - 23 maart 1842) stendhal

Stendhal, pseudoniem van Marie-Henri Beyle was een 19e-eeuwse Franse romantische schrijver die in zijn werk zowel romantische als realistische invloeden verenigde. Zijn bekendste romans zijn La Chartreuse de Parme en Le Rouge et le Noir, die beide autobiografische elementen bevatten. In beide romans vertonen de hoofdfiguren karakteristieken van Stendhal zelf. Zijn romans worden gekenmerkt door een vrij droge, korte stijl, mede door het feit dat Stendhal gekant was tegen elke vorm van literaire bladvulling. Het realisme in Stendhals romans uit zich dan ook niet door uitvoerige beschrijvingen zoals bij Honoré de Balzac, maar eerder in het feit dat Stendhal zich voor het basisgegeven van zijn verhaal baseerde op een waargebeurd feit (wat hij bestempelde als "être vrai"). In de meeste romans staat het thema van de liefde centraal en meer bepaald het procedé van verliefd worden, wat hij heeft omschreven als "kristallisatie".

Stendhal werd geboren te Grenoble, rue des Vieux Jésuites (vandaag de dag rue Jean-Jacques Rousseau) in een gegoede royalistische familie die behoorde tot de lokale burgerij. Zijn vader, Chérubin Beyle, was advocaat in het parlement van de Dauphiné. Henriette Gagnon, Stendhals moeder, die hij aanbad, overleed op 23 november 1790, hetgeen een grote indruk naliet op de jonge man. Vanaf dat moment werd in zijn opvoeding voorzien door zijn vader, zijn tante en, vanaf 1792, zijn leermeester, abbé Raillane. Stendhal verteerde deze voogdij slecht en had een onprettige kindertijd in een duffe provinciestad. Zijn enige vriendin was zijn jongere zus Pauline, met wie hij een constante correspondentie aanhield.

Uiteindelijk zocht hij zelfs toevlucht bij zijn grootvader van moederskant, dokter Gagnon. Deze liet hem kennismaken met de ideeën van vrijheid van de filosofen der verlichting als gevolg van de Franse Revolutie, waarvan Stendhal trouwens een zeer gepassioneerd toeschouwer was. Hij verzette zich tegen zijn conformistische en formeel-christelijke familie en studeerde vanaf 1796 wiskunde aan de École Centrale de l'Isère te Grenoble. Stendhal zocht zijn toevlucht in de rechtlijnige wiskunde. Op school werd hij beïnvloed door republikeinse en antiklerikale denkbeelden en werd hij ook aanhanger van de sensualistische filosofie van de School van Condillac. In oktober 1799 ging Stendhal naar Parijs om toelatingsexamen voor de École polytechnique te doen. Hij zag daar echter van af en werd dankzij zijn neef, graaf Pierre Daru, tewerkgesteld bij het ministerie van Oorlog. In mei 1800 ging hij in dienst bij het Italiaanse leger van Napoleon. Zo ontdekte hij tot zijn grote genoegen Italië en met name Milaan.

Het legerbestaan begon Stendhal echter al gauw te vervelen en in 1802 nam hij ontslag uit het leger. Hij keerde terug naar Parijs om zich daar met zijn nieuwe zakelijke en literaire ambities bezig te houden. Hij bezocht het Théâtre-Français, waar hij de jonge actrice Mélanie Guilbert ontmoette. In 1805 volgde hij haar naar Marseille om er een makelaarskantoor en een handel in koloniale voedingswaren te beginnen. Door gebrek aan motivatie werd dit geen groot succes. Ook zijn literaire aspiraties leidden tot niets.

Hij keerde terug naar Parijs en ging, opnieuw met steun van zijn neef Pierre Daru, in staatsdienst, ditmaal in de huishoudelijke dienst van het leger, het Grande Armee van de keizer. Hij oefende zijn functie uit in Brunswijk als militair administrateur en vanaf 1809 in Oostenrijk. De winstgevende baan als leverancier van het leger zorgde ervoor dat hij een leven als dandy kon leiden. Bij zijn terugkeer naar Parijs in 1810 werd Stendhal benoemd tot auditeur bij de Raad van State (Conseil d’État) en iets later tot inspecteur van de roerende goederen en gebouwen van de Kroon. In augustus 1811 vertrok hij weer naar Milaan. Tijdens zijn eerste verblijf in de stad werd hij de minnaar van Angela Pietragua, een jongedame die hij al in 1800 had leren kennen. In 1812 werd Stendhal opgeroepen voor het leger van de keizer en nam hij deel aan Napoleons veldtocht naar Rusland. Zo was hij in augustus 1812 getuige van de brand die Moskou verwoestte. De uiteindelijke nederlaag van Napoleon in 1814 liet Stendhal berooid en zonder baan achter.

Stendhal verhuisde daarop naar Milaan. Tijdens Napoleons korte terugkeer naar Frankrijk schreef hij zijn eerste werk Vie de Haydn, de Mozart et de Métastase, onder het pseudoniem Louis César Alexandre Bombet. Tijdens de jaren die volgden maakte Stendhal meerdere reizen door Italië en bezocht hij de grote kunststeden. In Milaan nam hij deel aan het mondaine leven en ging hij vaak naar La Scala. Hij werd tijdens deze periode ook verliefd: op Matilde Viscontini, de echtgenote van generaal Dembowska, die hem echter afwees. In 1817 publiceerde hij Histoire de la peinture in Italie en vervolgens in Rome, Napels en Florence, dit onder het pseudoniem Stendhal. Doordat hij vaak vertoefde in liberale kringen kwam Stendhal in 1821 onder de groeiende verdenking van de Oostenrijkse politie te staan, die hem uiteindelijk beschuldigde van spionage en van sympathie voor de carbonari, een geheim politiek genootschap in Italië.
Uiteindelijk werd Stendhal gedwongen om Milaan te verlaten en in juni 1822 terug te keren naar Parijs.

Stendhal was nu verplicht om in zijn dagelijks brood te voorzien met zijn schrijverswerk aangezien hij de erfenis van zijn vader er al door had gejaagd. Hij publiceerde De l’Amour in 1822 als een soort dagboek van zijn liefde voor Matilde Viscontini, samen met enkele overpeinzingen over de liefde zelf. In 1823 verschenen La Vie de Rossini en Racine et Shakespeare, een verdediging van de Romantiek. Hiermee nam Stendhal deel aan de strijd tussen de klassieken en de romantici. Stendhal schreef eveneens een kroniek van de artistieke gebeurtenissen van zijn tijd in de krant Le Journal de Paris. Daartoe bezocht hij de salons van de Franse hoofdstad. Zo bouwde hij een vriendschap op met de schilder Eugène Delacroix.

Stendhals liefdesleven was tijdens deze jaren zeer actief. In 1824 begon hij een relatie met gravin Clémentine Curial, daarna met Alberthe de Rubempré en vervolgens met Giulia Rinieri.
Op 43-jarige leeftijd schreef Stendhal zijn eerste roman. In 1828 schreef hij Armance, gevolgd door Promenades dans Rome twee jaar later. Op 15 november 1830 publiceerde hij Le Rouge et le Noir (Nl.: Rood en zwart), waarin hij een beeld schetst van een periode via het relaas van het leven van een arrivistische jongeman, Julien Sorel. De roman behaalde echter niet het verwachte succes.
Bij aanvang van de Julimonarchie begon ook voor Stendhal een nieuwe politieke carrière, die hij, deels uit geldnood, aannam. Koning Louis-Philippe benoemde hem tot Consul van Frankrijk te Triëst. De Oostenrijkse overheid (met o. a. Metternich) was Stendhals verleden onder het Keizerrijk en zijn liberale ideeën echter nog niet vergeten en weigerde hem een exequatur (i. e. de goedkeuring door een regering van een consul). Stendhal werd daarop naar Civitavecchia gestuurd, in de Kerkelijke Staat. Hoewel Rome dichtbij lag, kon de stad hem toch niet bekoren. Om zijn verveling tegen te gaan, begon Stendhal opnieuw te schrijven, bezocht hij de Italiaanse bibliotheken en maakte hij reizen naar het Zuiden van Frankrijk en Parijs. De meeste van zijn werken bleven echter onvoltooid, zoals Souvenirs d’égotisme, Lucien Leuwen uit 1834 en Vie de Henri Brulard uit 1835.

Stendhal ontving toen een verlof van drie jaar van Adolphe Thiers, die toen net was benoemd tot minister van Buitenlandse Zaken. Hij keerde terug naar Parijs in 1836 en ging wonen in de rue Caumartin. Hij nam opnieuw deel aan het leven van de Parijse high society en vond er inspiratie voor zijn werk. Stendhal bezocht de literaire salons van o.a. Destutt de Tracy en madame Ancelot. Hij publiceerde in 1839 Les Chroniques italiennes, waarvoor hij inspiratie had gehaald uit manuscripten van de bibliotheek van Civitavecchia, en Mémoires d’un touriste, na een reis naar Engeland. In 1839 verscheen La Chartreuse de Parme (Nl.: De kartuize van Parma), dat hij naar verluidt op 52 dagen zou geschreven hebben. Daarna kwam nog L’abbesse de Castro uit. In 1839 werd Stendhal weer verplicht zijn ambt in Italië op te nemen. Daar vernam hij o.a. de publicatie van een lovend artikel over hem van de hand van Balzac, gepubliceerd in La Revue parisienne. Ondanks dit artikel en het verschijnen van zijn laatste werken, bleef Stendhal een weinig bekende schrijver.

Bij het beginnen van zijn werk Lamiel werd Stendhals gezondheid slechter. Op 15 maart 1841 werd hij getroffen door een beroerte en leed hij aan syfilis. Hij verliet Civitavecchia en keerde terug naar Parijs om er verzorgd te worden. Een jaar later, op 22 maart 1842, tijdens een wandeling, werd hij opnieuw getroffen door een beroerte. Hij stierf in de nacht van 23 maart, om twee uur ’s ochtends in zijn huis in Parijs zonder nog bij bewustzijn gekomen te zijn. Hij werd begraven op het kerkhof van Montmartre.stendhal_graf_montmartre

Stendhal zou pas het grote succes dat hij zocht na zijn dood behalen. Zo werd de hoop die hij had neergeschreven om in 1935 nog gelezen te worden toch nog waarheid.

•    Henri Beyle ontleende zijn pseudoniem Stendhal aan de Duitse stad Stendal, dat de geboorteplaats was van Johann Joachim Winckelmann, die hij zeer bewonderde. Stendhal had een tijd lang in de stad verbleven als soldaat van Napoleon.
•    Georges Perec merkte op dat Stendhal zijn pseudoniem had gekozen omdat het een anagram was van Shetland. Het is echter goed mogelijk dat Perec deze verklaring heeft uitgevonden.

Zijn werken:

•    Vies de Haydn, de Mozart et de Métastase (1815)
•    Rome, Naples et Florence (1817)
•    Histoire de la peinture en Italie (1817)
•    Vie de Napoleon (1817)
•    De l’Amour (1822)
•    Vie de Rossini (1823)
•    Racine et Shakespeare (1823-1825)
•    Armance (1827)
•    Promenades dans Rome (1829)
•    Chroniques italiennes (1829-1840), waarin o. a. L'abbesse de Castro, Vittoria Accorambi, Vanina Vanini, Les Cenci, La duchesse de Palliano
•    Le Rouge et le Noir (1830) (Nl. : Het Rood en het Zwart)
•    Vie de Henry Brulard (1834-1836)
•    Mémoires d’un touriste (1838)
•    La Chartreuse de Parme (1839) (Nl. : De kartuize van Parma)
•    Féder ou le mari d’argent (1839, onvoltooid)
•    Privilèges (1840)
•    Lamiel (1889, onvoltooid, postuum)
•    Souvenirs d’égotisme (1892, postuum)
•    Lucien Leuwen (1894, postuum)


Het Stendhal-syndroom:
Het Stendhal-syndroom is een psychische aandoening die optreedt als iemand volledig overrompeld wordt door de schoonheid van kunst. Lichamelijke verschijnselen zijn een versnelde hartslag, duizeligheid, verwarring en flauwvallen. In ernstige gevallen treden soms zelfs vormen van manie, hallucinaties of andere psychotische verschijnselen op.
De aandoening is genoemd naar de 19e-eeuwse Franse schrijver Stendhal, die in zijn werk gedetailleerd beschreef hoe hij in 1817 tijdens een bezoek aan Florence emotioneel werd aangegrepen door het artistieke karakter van de stad. Er zijn door de jaren heen meerdere gevallen bekend van toeristen die duizelig worden of flauwvallen bij het aanschouwen van kunst in Florence, met name in het Uffizi-museum.
In 1979 beschreef de Italiaanse psychiater Graziella Magherini het verschijnsel als syndroom na gedurende tien jaar zo'n 100 gevallen bestudeerd te hebben.
Het syndroom is wellicht te vergelijken met het Jeruzalem-syndroom, waarbij sterke emotionele reacties op religieuze ervaringen optreden.