Skip to main content
logo VisitDrama
house

Schrijvers

Anne Brontë

Anne Brontë (17 januari 1820 - 28 mei 1849) anne bronte

Anne Brontë, Brits schrijfster en de jongste van de drie Brontë-zusters.
De andere twee zusters, Charlotte Brontë en Emily Jane Brontë, waren eveneens schrijfster.
Ze gebruikte net als haar twee zusters een mannelijk pseudoniem: Acton Bell. Charlotte was Currer Bell, en Emily was Ellis Bell.

Anne werd geboren op 17 januari 1820, Market Street nr. 74 in Thornton nabij Bradford in Yorkshire. Haar ouders waren Maria Branwell (1783-1821; zij overleed aan baarmoederhalskanker toen Anne één jaar was) en Patrick Brontë (1777 – 1861; een Ierse geestelijke).

Ze was de laatste van zes kinderen. Het gezin bestond verder uit Maria (1814-1825), Elizabeth (1815-1825), Charlotte (1816-1855), Patrick Branwell (1817-1848) en Emily (1818-1848). Na haar geboorte verhuisde het gezin naar Haworth waar haar vader pastoor werd.

Na het overlijden van hun moeder werden de oudste zussen Maria, Elizabeth en Charlotte naar school gestuurd in Cowan Bridge, waar zij mishandeling en ontberingen leerden kennen, zoals later beschreven door Charlotte in Jane Eyre. Emily voegde zich ook bij hun op school voor een korte periode. Toen een tyfus epidemie de school teisterde werden haar zusjes Maria en Elizabeth aangestoken. Maria (die echter tuberculose had) werd naar huis gestuurd waar ze overleed. Emily werd vervolgens van school gehaald samen met Charlotte en Elizabeth. Elizabeth stierf kort na dat zij weer thuis was. Anne werd daarom niet naar school gestuurd, maar werd onderwezen door haar vader en haar tante Elizabeth Branwell.

Anne's thuisstudies omvatte muziek en tekenen. Anne, Emily en Patrick Branwell kregen pianolessen. Hun tante probeerde de meisjes het huishouden te leren, maar hun gedachten waren meer bij het schrijven. De bibliotheek van hun vader was een grote bron van kennis. Ze lazen onder meer de bijbel, Homerus, Shakespeare, Byron en vele andere. Ook geschiedenis, aardrijkskunde en biografieën werden veel bestudeerd.

In Haworth bloeide het literaire talent van de drie zusters op. Als kind al creëerden zij imaginaire landen die voorkwamen in verhalen die zij schreven. Samen met Emily creëerde zij op papier het koninkrijk Gondal, de tegenhanger van Angria, het koninkrijk van Charlotte en Branwell. Helaas is er, in tegenstelling tot de schrijfsels over Angria, nauwelijks iets van Gondal overgebleven

Emily ging op zeventienjarige leeftijd, met haar zus Charlotte mee naar de Roe Head School die hier les ging geven, maar Emily kreeg het voor elkaar om hier maar drie maanden te blijven omdat zij een extreme vorm van heimwee ontwikkelde. Ze ging terug naar huis en Anne nam haar plaats in. Rond deze tijd, wilden de dames voldoende kennis vergaren om een eigen kleine school te starten. Anne werd echter ziek, vanwege stress, en gaf Charlotte voldoende redenen om haar vader te informeren. Anne werd terug naar huis gehaald waar ze kon herstellen.

Anne was zachtmoedig en vriendelijk, anders dan haar zussen, zo omschreef een vriendin van de familie haar. Net als haar zus Emily – de twee waren onafscheidelijk – hield ze veel van dieren.
Op 19 jarige leeftijd vertrok ze vanuit Haworth om als gouvernante te werken tussen 1839 en 1845. Allereerst begon ze bij de Ingham familie van Blake Hall nabij Mirfield. De kinderen waar ze voor zorgde waren verwend. Anne mocht ze niet straffen als ze zich misdroegen en moest keer op keer manieren vinden om de kinderen in de hand te houden. Deze relatie heeft ze uiteindelijk gebruikt als inspiratie voor haar latere boek “Agnes Grey”.

Bij Anne's thuiskomst ontmoette ze William Weightman (1814–1842), Patrick's nieuwe hulpprediker, die in August 1839 was aangesteld. Het is nooit echt duidelijk geworden of hier liefde in het spel was. Maar toen deze man in 1842 aan cholera stierf uitte Anne haar verdriet in een gedicht; "I will not mourn thee, lovely oune", waarin ze hem haar ‘ lieve schat ‘ noemt.

Een jaar later kon ze bij de familie Robinson als gouvernante aan de slag, waar ze uiteindelijk vijf jaar op hun landgoed Thorp Green nabij York zou blijven.
Thorp Green verscheen later als Horton Lodge in haar roman Agnes Grey. Anne kreeg vier pupillen: Lydia (15), Elizabeth (13), Mary (12) en Edmund (8).  De dames van het gezin werden uiteindelijk haar levenslange vriendinnen.
Gedurende haar werk bij de Robinson’s zag Anne haar eigen familie niet meer dan 5 tot 6 weken per jaar, alleen tijdens de kerstperiode en in juni. De rest van haar tijd bracht ze bij de familie Robinson door. Ze was ook verplicht om ze te vergezellen tijdens hun vakanties naar Scarborough. Elke zomer verbleven ze hier vijf weken en Anne hield van deze plek. Deze stad was ook de setting voor haar twee boeken. Een aantal locaties vormden de finale scènes in Agnes Grey. Ze schreef voornamelijk in een realistische stijl, en prefereerde dit boven een romantische stijl.

De zussen keerden allen terug naar huis vanwege het overlijden van hun tante in 1842. Hun tante liet hen een bedrag van £350 na voor elk van haar nichtjes.
Ze probeerden uiteindelijk een school te starten maar waren niet in staat om studenten naar hun afgelegen locatie te krijgen. Anne koos ervoor om in januari 1843 terug te keren naar Thorp Green. Ze regelde hier ook een positie voor Patrick Branwell. Hij moest haar werk overnemen als leraar van Edmund, de enige zoon, die te oud werd om onder Anne’s verantwoording te vallen. Branwell woonde niet in het huis van de Robinson’s terwijl Anne hier wel woonde. Anne's snoevende kalmte bleek het resultaat van heftige discussies, gebalanceerde diepe emoties met voorzichtige gedachten en gevoel van verantwoordelijkheid en resolute vastberadenheid.

Alle drie Brontë zussen hebben als gouvernante of lerares gewerkt en ze hadden allen problemen om hun pupillen te handhaven, steun te ontvangen van hun werkgevers en hadden heimwee, maar Anne was de enige die volhardde en een succes van haar werk maakte. Anne en Patrick Branwell bleven gedurende twee jaar lesgeven. Branwell kreeg echter een geheime relatie met de vrouw van zijn werkgever, Lydia Robinson. Toen Anne en haar broer naar huis terugkwamen voor de vakantieperiode, nam zij haar ontslag in juni 1845. Ze heeft nooit een reden gegeven voor haar ontslag maar men geloofd dat zij achter de relatie is gekomen. Branwell werd later op staande voet ontslagen toen de heer Robinson achter de relatie kwam. Ondanks het misdragen van haar broer bleef Anne goede contacten houden met de familie Robinson. De zusjes van het gezin bezochten Anne zelfs in december 1848.

In de zomer van 1845 waren alle vier de Brontës thuis bij hun vader Patrick. Rond deze tijd ontdekte Charlotte de gedichten van Emily en stelde publicatie voor. Anne onthulde ook haar gedichten. De zussen vertelden niemand over hun plannen. Anne en Emily droegen beide 21 gedichten aan en Charlotte negentien. Ze gebruikten hun erfenis van tante Branwell om hun collectie te laten publiceren. Ze besloten de gedichten wel onder pseudoniemen in te sturen.
Gedichten van Currer, Ellis en Acton Bell waren te koop in mei 1846. Slechts twee exemplaren werden verkocht gedurende het eerste jaar. Anne vond echter een betere manier om haar gedichten bekend te krijgen. Ze publiceerde deze onder pseudoniem in zowel de 'Leeds Intelligencer'  en 'Fraser’s Magazine'.

In juli 1848 bezochten Charlotte en Anne de publicist George Smith in Londen om hun ware identiteit te onthullen. Jaren later na Anne’s overlijden, schreef hij zijn indruk van haar als “ …een zachtaardig, stil, eerder ingetogen persoon, in geen geval knap maar een aantrekkelijke verschijning. Haar houding was dat van een nieuwsgierige expressieve wens voor bescherming en aanmoediging, een soort van voortdurend beroep op uitnodigend medelijden..”

Broer Branwell was inmiddels een alcoholist en verslaafd aan opium en de hele familie werd continue met zijn depressies en waanzinnige tirades geconfronteerd. Emily’s gezondheid was zeer verzwakt en stierf na de begrafenis van Branwell aan tuberculose. Anne had nog maar net haar zus Emily verloren aan tuberculose, toen dezelfde ziekte ook bij haar in haar longen werd geconstateerd. In tegenstelling tot haar zus Emily wilde Anne wel behandeld worden en nam zij alle voorgeschreven medicijnen en handelde op elk advies dat men gaf.
In februari 1849 leek Anne wat opgeknapt. Rond deze tijd besloot ze terug te gaan naar Scarborough in de hoop dat de locatie en frisse zee lucht haar konden aansterken. Op 24 mei 1849 nam zij afscheid van haar familie en ging met Charlotte en haar vriendin Ellen Nussey naar Scarborough. Onderweg bleven ze een dag in York, waar de dames Anne rondreden in een rolstoel en samen de cathedraal in York bezochten.

Op 28 mei 1849 overleed ze op 29 jarige leeftijd in de kustplaats Scarborough. Anne is als enige Brontë niet begraven in het familiegraf in Haworth, maar in St Mary’s Churchyard in Scarborough. Op haar grafsteen staat echter foutief vermeld dat ze 28 was.

anne bronte - grafsteen

Haar boeken:
•    Agnes Grey 1847
•    The Tenant of Wildfell Hall 1848

Anthony Trollope

Anthony Trollope (24 april 1815 - 6 december 1882) anthony_trollope

Anthony Trollope was één van de meest succesvolle en gerespecteerde 19e eeuwse Engelstalige schrijvers. Hij is vooral bekend geworden met zijn romanreeksen over het fictieve graafschap Barsetshire.

Anthony Trollope werd geboren in Keppel Street 16 in Londen, als vijfde kind van totaal zeven kinderen. Zijn moeder is een bekende schrijfster van reisverhalen t.w. Frances Trollope (1780-1863). Zijn vader, Thomas Anthony Trollope, werkte als advocaat. Thomas Trollope, hoewel een slim en goed opgeleid man en lid van New College in Oxford, deed niet veel zaken vanwege zijn slechte humeur. Bovendien bleken zijn latere ondernemingen in de landbouw als boer ook niet rendabel. Hij verloor een verwachte erfenis toen een bejaarde oom getrouwd bleek en kinderen had. Niettemin, kwam hij uit een deftige achtergrond, met verbindingen naar de landadel, en wilde hij zijn zonen als heren opvoeden en wilde speciaal voor hen naar Oxford of Cambridge verhuizen. Het verschil tussen de sociale achtergrond van zijn familie en zijn armoede zou de oorzaak van veel ellende in Anthony's jeugd worden.

De armoedige familie maakte Trollope ongelukkig vanwege de starre publieke sociale hiërarchie in Harrow en Winchester. "Het is moeilijk om te weten dat een goede schrijver een ellendige tijd heeft gehad en het zo lang te verduren heeft gehad," schreef C.P. Snow over Trollope (1975). Als kind werd hij naar een serie kostscholen gestuurd maar soms konden zijn ouders het echter niet veroorloven om het schoolgeld te betalen. Zijn ervaringen op deze kostscholen waren ongunstig en hij bekende later zelfs aan zelfmoord te hebben gedacht.

In het voorjaar van 1834 verhuisde de familie Trollope naar België (Sint-Andries, toen een randgemeente van Brugge), op de vlucht voor schuldeisers na mislukte zakenexperimenten en om arrestatie vanwege schuld te voorkomen.
In België werd Anthony een positie aangeboden in een Oostenrijks cavalerie regiment. Om het te accepteren, moest hij binnen één jaar de Franse en Duitse taal leren. Om te leren zonder kosten voor zichzelf en zijn familie, nam hij een baan als bode in een school in Brussel, waardoor hij leermeester werd van dertig jongens. Na zes weken ontving hij een aanbod voor een stage in het postkantoor, via een vriend van de familie. Hij keerde hiervoor op 19 jarige leeftijd terug naar Londen in de herfst van 1834.

In het postkantoor waar hij als klerk werkte, kreeg hij een reputatie wegens niet-punctueel en insubordinatie. Een schuld van £ 12,00 bij een vriend kwam in handen van een geldschieter en groeide uit tot meer dan £ 200,00; de kredietgever bezocht Trollope regelmatig op zijn werk om betalingen te eisen. Trollope haatte zijn werk, maar zag geen alternatieven en leefde in voortdurende angst voor ontslag.

Zijn broer Henry stierf op 23 december 1834, zijn vader Thomas op 23 oktober 1835 aan een hartinfarct. Beiden werden begraven op de Centrale Begraafplaats te Steenbrugge (vak 15). Hun grafmonumenten werden in 2003 gerestaureerd.

Na de dood van zijn vader keerde zijn familie terug naar Engeland en zag zijn moeder zich gedwongen om reisverhalen te schrijven om rond te komen.
Zij nam later haar drie jongste kinderen naar Amerika om te helpen bij de oprichting van de stad New Harmony in Memphis. De onderneming mislukte, en ze reisde vijftien maanden in Amerika rond. In 1832, terug in Engeland, publiceerde ze op 52-jarige leeftijd Het Binnenlandse Manners van de Amerikanen. Ze kreeg succes met haar werk, en ze kon haar familie onderhouden met  haar schrijfwerk. Trollope heeft gemeend dat een deel van haar beste werken werden geboren tijdens de tragische periode toen haar man en zoon zijn overleden. Ze bleef schrijven tot ze zesenzeventig werd.

Anthony moest in 1841 verhuizen naar Ierland waar hij op de leeftijd van 26 een landmeter werd. Deze verhuizing zou later doorklinken in zijn eerste romans, waarvan een aantal zich afspeelden. Hij behield deze baan tot hij 33 was en gebruikte later zijn ervaringen in vele romans.

Trollope vestigde zich in Banagher, County Offaly, met zijn werk dat voornamelijk bestaat uit inspectie rondes in Connacht. Hoewel hij was aangekomen met een slechte reputatie vanuit Londen, besloot zijn nieuwe begeleider hem te beoordelen op zijn verdiensten per inspectie. Anthony had binnen een jaar de reputatie van een waardevolle ambtenaar. Zijn salaris en reiskostenvergoeding gingen veel verder in Ierland dan ze in Londen hadden kunnen zijn, en hij bouwde een vorm van enige welvaart op.

Hij nam deel aan de vossenjacht die hij enthousiast gedurende de komende drie decennia van zijn leven zou volgen. Zijn professionele rol als postkantoor inspecteur bracht hem in contact met het Ierse volk, en hij vond ze aangenaam gezelschap: "Het Ierse volk heeft me niet vermoord, noch hebben ze mijn nek gebroken. Ik vond ze al snel goed gehumeurd, slim - de werkende klassen heel veel intelligenter dan die van Engeland - economisch en gastvrij "
In Kingstown, ontmoette Trollope, Rose Heseltine, de dochter van een bankdirecteur. Ze verloofden zich toen hij een jaar in Ierland was. Omdat Trollope schulden had en zij geen fortuin, waren ze niet in staat om te trouwen tot 1844. Kort na hun huwelijk, werd Trollope overgedragen aan een ander postdistrict in het zuiden van Ierland en verhuisden ze naar Clonmel. Spoedig na het trouwen begon hij in zijn vrije tijd te schrijven om extra geld te verdienen. Hij begon ook te speculeren over de gezondheid van zijn vrouw en schreef naar Miss Dorothea Sankey, een andere Ierse vrouw in zijn kring: "Indien er iets met haar gebeurt, kunt u haar plaats innemen na een waardige periode van rouw?" Uiteindelijk zou Rose haar echtgenoot overleven.

Hoewel Trollope had besloten een schrijver te worden, had hij weinig geschreven tijdens zijn eerste drie jaar in Ierland. Op het moment van zijn huwelijk, had hij slechts de eerste van drie volumes van zijn eerste roman, De Macdermots van Ballycloran klaar. Binnen een jaar na zijn huwelijk eindigde hij dat werk.
Door de vele treinreizen die Trollope nodig had in zijn baan als postbeambte, had hij veel tijd over om te schrijven. Hij verplichte zichzelf een bepaald aantal woorden per dag te schrijven en werd hierdoor al snel de meest productieve schrijver van zijn generatie.  Trollope produceerde regelmatig 1000 woorden in een uur vóór het ontbijt (per pagina 250 woorden).


Anthony reisde veel voor het postkantoor in 1858 naar Egypte, West-Indië (1858-1859), en de Verenigde Staten (1861-1862, 1868). Tegen het einde van zijn professionele carrière was Anthony een succesvolle ambtenaar. Onder zijn prestaties is de introductie van de rode Britse brievenbussen voor brieven, bekend als pijler-dozen die nog steeds dienst doen in het Verenigd Koninkrijk. Voordat deze brievenbussen bestonden moest men namelijk naar het postkantoor om een brief te posten.
In 1859 verhuisde hij terug naar Londen. Dankzij het succes van zijn romans kon hij in 1867 zijn baan bij de post opgeven. Na een mislukte poging tot verkiezing in het parlement wijdde hij zich geheel aan het schrijven.

Gedurende 1869 begon Anthony zijn creatieve periode, hij gaf psychologische en scherp satirische romans uit. Tussen de jaren 1867 en 1870 was hij redacteur van het St Paul's Magazine. In 1871-1872 reisde hij rond in Australië en Nieuw-Zeeland, reisde hij wederom naar Australië in 1875, en naar Zuid-Afrika in 1877.

Trollope bracht drie productieve uren per dag achter zijn bureau, voor een katern van papier, pen in de hand. "Ik ben altijd mijn taak begonnen door het lezen van het werk van de dag ervoor," schreef hij in een autobiografie (1883). Herschrijven beschouwde Trollope als "een verspilling van tijd."  In de avonduren geniet hij van het spelen van whist in de Garrick Club.

Zijn grootste succes beleefde Trollope met zijn boeken in de Barsetshire-serie, en met de Pallisers-serie. De Barsetshire-serie speelde zich af in de denkbeeldige provincie van dezelfde naam en houdt zich voornamelijk bezig met verwikkelingen rondom de Anglicaanse Kerk, terwijl de Pallisers-serie een politiek onderwerp heeft. Trollope had meer dan twintig jaar nodig om de Barset romans en Palliser serie te schrijven. Zijn grootste populariteit was tijdens de jaren 1860, toen hij woonde in Waltham House in Hertfordshire.

Trollope publiceerde zo'n 40 romans, korte verhalen, reisboeken en essays waaronder ook een studie over William Thackeray, geschreven in 1879. Trollope woonde in Londen vanaf 1872, en in Harting Grange, Sussex, tot 1882. Hij had een privébibliotheek van 5.000 boeken.

Trollope stierf in Londen op 6 december 1882 en werd bijgezet op de begraafplaats Kensal Green, in de buurt van het graf van zijn tijdgenoot en medeschrijver Wilkie Collins. anthony_trollope_-graf_kensal_green_cemetery

Zijn laatste roman, Mr. Scarborough's family, werd postuum gepubliceerd in 1883.

"Het is een comfortabel gevoel te weten dat u op eigen terrein staat. Land is ongeveer het enige ding dat niet weg kan vliegen." (Uit The Last Chronicle van Barset, 1867)

Chronicles of Barsetshire
•    The Warden (1855)
•    Barchester Towers (1857)
•    Doctor Thorne (1858)
•    Framley Parsonage (1861)
•    The Small House at Allington (1864)
•    The Last Chronicle of Barset (1867)
Pallisers-serie
•    Can You Forgive Her? (1864)
•    Phineas Finn (1869)
•    The Eustace Diamonds (1873)
•    Phineas Redux (1874)
•    The Prime Minister (1876)
•    The Duke's Children (1879)
Overige werken
•    The Macdermots of Ballycloran (1847)
•    The Kellys and the O'Kellys (1848)
•    La Vendee (1850)
•    The Three Clerks (1858)
•    The West Indies and the Spanish Main (1859)
•    The Bertrams (1859)
•    Castle Richmond (1860)
•    Tales of All Countries—1st Series (1861)
•    Tales of All Countries—2nd Series (1863)
•    Tales of All Countries—3rd Series (1870)
•    Orley Farm (1862)
•    North America (1862)
•    Rachel Ray (1863)
•    Miss Mackenzie (1865)
•    The Belton Estate (1866)
•    The Claverings (1867)
•    Nina Balatka (1867)
•    Linda Tressel (1868)
•    He Knew He Was Right (1869)
•    Brown, Jones, and Robinson (1870)
•    The Vicar of Bullhampton (1870)
•    An Editor's Tales (1870)
•    Caesar (Ancient Classics) (1870)
•    Sir Harry Hotspur of Humblethwaite (1871)
•    Ralph the Heir (1871)
•    The Golden Lion of Granpere (1872)
•    Australia and New Zealand (1873)
•    Harry Heathcote of Gangoil (1874)
•    Lady Anna (1874)
•    The Way We Live Now, (1875)
•    The American Senator (1877)
•    Is He Popenjoy? (1878)
•    South Africa (1878)
•    John Caldigate (1879)
•    An Eye for an Eye (1879)
•    Cousin Henry (1879)
•    Thackeray (1879)
•    Life of Cicero (1880)
•    Ayala's Angel (1881)
•    Doctor Wortle's School (1881)
•    Frau Frohmann and other Stories (1882)
•    Lord Palmerston (1882)
•    The Fixed Period (1882)
•    Kept in the Dark (1882)
•    Marion Fay (1882)
•    Mr. Scarborough's Family (1883)

Charles Dickens

Charles Dickens (4 februari 1812 - 9 juni 1870) Charles Dickens

Charles John Huffham Dickens was een van de belangrijkste Engelse schrijvers van het Victoriaanse tijdperk.Charles Dickens werd geboren op 7 februari 1812 in Landport nabij Portsmouth, de zoon van John Dickens en Elizabeth Barrow. 

Zijn vader was een kantoorbediende in het Marine betaalkantoor. Hij bleek zeer slecht in financiën waardoor hij in 1824 in de gevangenis geraakte door schulden. Zijn vrouw en kinderen gingen met hem mee in de Marshalsea gevangenis, met uitzondering van Charles. Hij ging naar de Warren’s Blacking Factory (een schoensmeerfabriek), waar hij tien uur per dag te werk gesteld werd.
Toen zijn vader eindelijk alles voor elkaar kreeg was, de inmiddels 12 jarige, Charles psychologisch getekend door de ervaring. Zijn moeder besloot echter dat hij op de fabriek moest blijven werken. Zijn vader redde hem van dit lot en tussen 1824 en 1827 was hij een leerling op een school in Londen. Als 15 jarige vond hij werk als een kantoorhulp bij een advocaat waarbij hij ’s avonds steno studeerde.

In 1829 werd hij freelance verslaggever bij Doctor's Commons Courts, en in 1830 ontmoette hij Maria Beadnell, de dochter van een bankier en werd verliefd.
In 1832 was hij al een zeer succesvol steno verslaggever van de parlementaire debatten in het Lagerhuis en begon zijn werk voor de Morning Chronicle.
In 1833 eindigde zijn relatie met Maria Beadnell, waarschijnlijk omdat haar ouders hem geen goede partij vonden (een niet erg flatterende versie van haar verscheen jaren later in zijn werk Little Dorrit). In het zelfde jaar werd zijn eerste verhaal gepubliceerd en werd kort daarop gevolgd door een aantal andere verhalen en sketches, veelal onder het pseudoniem “ Boz “dat de bijnaam van zijn jongere broer Moses was, die altijd verkouden was.

Zijn onbemiddelde vader (die als voorbeeld stond van Mr. Micawber in David Copperfield en Dickens moeder was de zeurkous Mrs. Nickeleby) die weer eens voor schulden was gearresteerd, dwong Charles tot hulp. In zijn verdere leven kwamen beide ouders en zijn broers geregeld om geld aankloppen. In 1835 ontmoette hij Catherine Hogarth.
Op 2 april 1836 trouwde hij met haar.

Zijn korte verblijf in de Blacking Factory achtervolgde hem echter zijn hele leven – hij sprak er over met zijn vrouw en beste vriend John Forster (die zijn eerste biografie schreef)  – maar het donkere geheim werd een bron van creatieve energie voor zijn boeken David Copperfield (1849-1850) en Great Expectations (1860-1861). Grote bekendheid verwierf hij met The Pickwick Papers (The posthumous papers of the Pickwick Club), dat vanaf 1836 in maandelijkse afleveringen verscheen. Na het succes hiervan verschenen snel achter elkaar; Oliver Twist (1837-1839), Nicholas Nickleby (1838-1839), The Old Curiosity Shop (1841) en Barnaby Rudge (1841).
In veel gevallen stelde hij sociale misstanden aan de kaak, maar dat ging nooit ten koste van een goede verhaalopbouw en sterke karaktertekening. Ook humor maakt een belangrijk deel uit van zijn vertelstijl.

Het was in 1837 dat Catherine's jongere zusje Mary overleed. Zij kwam ook later voor in diverse variaties in Dickens latere werken. Zijn eerste zoon – van totaal tien kinderen – werd in dit zelfde jaar geboren. In 1842 reisde hij naar Canada en de Verenigde Staten, waar hij onder andere pleitte voor de afschaffing van de slavernij. Martin Chuzzlewit, dat een gedeeltelijk niet flatterend portret van Amerika geeft, begon in 1843 tot juli 1844.
Dickens en zijn familie toerden hierna door Italië en bezochten Zwitserland en Frankrijk.

Dickens keerde terug in Londen in december 1844 maar ging toch weer terug naar Italië. Toen verscheen tevens de eerste en beroemdste van zijn kerstvertellingen: A Christmas Carol in Prose, een verhaal dat nog steeds in allerlei bewerkingen opgevoerd en verfilmd wordt, o.a. als Scrooge.  In 1847, in Zwitserland, begon Dickens aan Dombey and Son. The Battle of Life verscheen in hetzelfde jaar. Zijn amateur toneelschap startte tevens in 1847.

Charles startte in 1850 het wekelijkse Household Words, en installeerde zichzelf als redacteur. Later werd het blad opgevolgd door All the Year Round in 1859, waar hij als redacteur werkte tot aan zijn dood.
In 1851 werkte hij aan The Bleak House.

Van 1853 tot 1870 trad Dickens ook regelmatig op als voorlezer, waarbij hij uit eigen werk voorlas. Hiertoe bewerkte hij zijn eigen teksten vaak ingrijpend. Deze publieke optredens waren een groot succes.
In 1853 toerde hij door Italië met Augustus Egg en Wilkie Collins. In 1854 schreef hij Hard Times en verbracht hij de zomer en herfst in Boulogne (Frankrijk). In 1855 arriveerde hij in Parijs en begon hij aan Little Dorrit, dat in 1857 af kwam. In 1856 schreef hij samen met Wilkie Collins aan het toneelstuk “ the Frozen Deep” waarna Dickens het landgoed “ Gad’s Hill “ kocht dat hij sinds zijn kindertijd al bewonderde.
De gehele familie verbracht de zomer van 1857 in het gerenoveerde Gad’s Hill. Hans Christian Anderson, van wie hij de sprookjesverhalen enorm bewonderde, bezocht hem hier vaak, dit bleek teveel want hij was op den duur niet meer welkom.

Dickens’s theatergroep voerde The Frozen Deep op voor de koningin, en toen de jonge actrice Ellen Ternan zich aansloot werd Dickens verliefd op haar.
In 1858, in London, vertelde Dickens zijn eerste publieke voorlezing voor geld en had ruzie met zijn oude vriend en rivaal William Thackaray. Belangrijker was dat na een lange periode van moeilijkheden, hij scheidde van zijn vrouw. Zij waren al vele jaren niet meer op elkaar ingesteld. Dickens, was charmant en briljant, maar was ook fundamenteel emotioneel onzeker en moet een zeer bijzonder moeilijk persoon geweest zijn om mee samen te leven.

In 1859 startte hij met A Tale of Two Cities (welke op nummer 7 van de meest verkochte boeken ooit staat. Hier zijn 200 miljoen exemplaren van verkocht.) Dickens startte, na een terugblik en het verbrandden van vele persoonlijke brieven, en het herlezen van zijn David Copperfield, aan Great Expectations, welke wekelijks verscheen tot augustus 1861. In 1863 legde hij zijn strijd met Thackeray bij voor dat deze overleed.
Our Mutual Friend begon in 1864, en verscheen tot november 1865. Dickens gezondheid verslechterde, voornamelijk vanwege consequent overwerk.

In 1865, kwam een ongeluk voor wat Dickens enorm verontrustte, zowel psychisch als lichamelijk: Dickens and Ellen Ternan, raakten betrokken bij een spoorweg ongeluk toen zij terugkeerden van een vakantie in Parijs.
1866 bracht een nieuwe reeks van lezingen, door verschillende locaties in England en Schotland, waarna meer volgden in Ierland. Dickens werd zeer ziek, maar ging zelfgedwongen door tegen doktersadvies in. Ondanks zijn gezondheid nam hij zijn werk nog op als redacteur van All the Year Round.

Gedurende 1869, gingen de lezingen door in Engeland, Schotland, en Ierland, tot hij instortte, met symptomen van een milde toeval. Verdere lezingen werden geannuleerd maar toch begon hij aan The Mystery of Edwin Drood.
Dickens’s laatste lezing vond plaats in London in 1870.

Hij kreeg een nieuwe toeval op 8 juni in Gad's Hill, na een volledige dag werk aan Edwin Drood, en stierf op 58-jarige leeftijd de volgende dag.

Hij werd - op voorspraak van koningin Victoria, maar zeer tegen zijn eigen wil – op 14 juni 1870 begraven in de Poets' Corner in Westminster Abbey, Londen. Dickens had tijdens zijn leven al laten weten dat hij de voorkeur gaf aan het familiegraf in Highgate. De laatste episode van het onvoltooide werk Edwin Drood verscheen in september 1870.

Hieronder een opsomming van zijn werk;

•    Sketches by Boz (1836)
•    The Pickwick Papers (1836)
•    Oliver Twist (1837-1839)
•    Nicholas Nickleby (1838-1839)
•    The Old Curiosity Shop (1840-1841)
•    Barnaby Rudge (1841)
•    American Notes (1842)
•    A Christmas Carol (1843)
•    Martin Chuzzlewit (1843-1844)
•    Dombey and Son (1846-1848)
•    David Copperfield (1849-1850)
•    A Child's History of England (1851-1853)
•    Bleak House (1852-1853)
•    Hard Times (1854)
•    Little Dorrit (1855-1857)
•    A Tale of Two Cities (1859)
•    Great Expectations (1860-1861)
•    Our Mutual Friend (1864-1865)
•    The Mystery of Edwin Drood (onvoltooid, 1870)

Charlotte Brontë

Charlotte Brontë (21 april 1816 - 31 maart 1855) charlotte-bronte


Charlotte Brontë (Thornton, 21 april 1816 – Haworth, 31 maart 1855) was een Brits schrijfster en de oudste van de drie zusters Brontë van wie ook de andere twee als romanschrijfster beroemd zijn geworden: Anne, de jongste, en Emily de middelste.
Ze gebruikte net als haar twee zusters een mannelijk pseudoniem: Currer Bell. Emily was Ellis Bell en Anne was Acton Bell.

Charlotte werd geboren op 17 januari 1820, Market Street nr. 74 in Thornton nabij Bradford in Yorkshire. Haar ouders waren Maria Branwell (1783-1821; zij overleed aan baarmoederhalskanker toen Charlotte vier jaar was) en Patrick Brontë (1777 – 1861; een Ierse geestelijke).

Ze was de derde van zes kinderen. Het gezin bestond verder uit Maria (1814-1825), Elizabeth (1815-1825), Patrick Branwell (1817-1848), Emily (1818-1848) en Anne (1820 – 1849). Na de geboorte van Anne verhuisde het gezin naar Haworth waar haar vader pastoor werd.

Na het overlijden van hun moeder werden de oudste zussen Maria, Elizabeth en Charlotte naar school gestuurd in Cowan Bridge, waar zij mishandeling en ontberingen leerden kennen, zoals later beschreven door Charlotte in Jane Eyre als de Lowood school. De emotionele ervaringen die in het boek beschreven worden, zijn grotendeels gebaseerd op Charlotte’s eigen ervaringen. Emily voegde zich oom bij hun op school voor een korte periode. Toen een tyfus epidemie de school teisterde werden haar zusjes Maria en Elizabeth aangestoken. Maria die echter tuberculose had werd naar huis gestuurd waar ze overleed. Emily werd vervolgens van school gehaald samen met Charlotte en Elizabeth.
Elizabeth stierf kort na dat zij weer thuis was. Haar vader besloot samen met haar tante Elizabeth Branwell de kinderen thuis te onderwijzen.

In Haworth bloeide het literaire talent van de drie zusters op. Iets wat door vader Patrick Brontë werd aangemoedigd. In 1826 bracht hun vader een doos met houten soldaatjes mee voor Branwell als speelgoed. Dit was voor de kinderen de basis van de imaginaire landen die zij creëerden die voorkwamen in verhalen die zij schreven. Samen met Branwell schreef ze over het koninkrijk Angria, terwijl Anne en Emily het koninkrijk Gondal creëerde. Charlotte hield meer van tolerantie dan van revolutie. Ze had een hoge principiële instelling en ondanks haar verlegenheid in gezelschappen was ze altijd bereid om haar standpunten te verdedigen.

In 1831 volgde zij lessen in Roe Head ( hier ontmoette ze ook haar vriendin Ellen Nussey) en was twee keer voor korte tijd gouvernante bij meerdere families in Yorkshire. In deze periode schreef ze haar novelle The Green Dwarf (1833) onder de naam Wellesley.

In tegenstelling tot het beeld dat lang van de zusjes Brontë heeft bestaan – drie eenzame vrouwen op de afgelegen Engelse Moors – kregen ze meer van de wereld te zien dan menig andere vrouw in die tijd. In 1842 ging zij samen met haar jongere zuster Emily, met wie zij een privéschool wilde opzetten, naar het pensionaat Heger te Brussel, waar zij verliefd werd op de directeur. Haar boek Vilette (geschreven in 1852) werd hierdoor geïnspireerd. Veel van haar ervaringen verwerkte zij in haar romans, vooral in het beroemd geworden Jane Eyre (1847).

De eerste roman die zij schreef, The Professor, werd echter door alle uitgevers afgewezen. Eén uitgever, Smith, Elder and Company, wilde wel iets meer lezen van deze ‘Currer Bell’, het mannelijke pseudoniem dat Charlotte gebruikte. Kort daarna stuurde zij het manuscript van Jane Eyre toe. De uitgever besloot na de hele nacht doorgelezen te hebben, dat hij Jane Eyre beslist wilde uitgeven. Dat bleek geen slechte beslissing, want drie maanden na de eerste druk, was het boek al toe aan een herdruk. Het boek werd geprezen, maar ook verguisd. Tegenstanders vonden het te grof en te zeer ingaan tegen alle bestaande conventies. Het boek werd gelijk met Emily’s Wuthering Heights en Anne’s Agnes Grey gepubliceerd (allen onder hun Bell pseudoniem). Ze bezocht samen met Anne de uitgever in London om hun ware identiteit te onthullen en ontmoette hier ook andere schrijvers. Thackeray was een fan van haar werk en toen ze een van zijn lezingen bezocht werd ze aan zijn moeder voorgesteld als Jane Eyre. Ze ontmoette ook Harriet Martineau, Elizabeth Gaskell (die later haar biografie schreef) en G. H. Lewes.

Het succes van het boek werd teniet gedaan door familieverdriet. Haar broer Branwell stierf vanwege zijn extreme alcohol gebruik en opium verslaving. Kort hierop stierf Emily aan tuberculose en vervolgens haar jongste zusje Anne ook aan tuberculose. Charlotte en haar vader klampten zich aan elkaar vast voor steun. Haar verdriet komt terug in het derde deel van haar roman 'Shirley', waar ze in deze periode aan werkte.
Nadat haar zus Emily overleed, werd een postume editie van Emily's beroemde, maar enige boek Wuthering Heights uitgebracht, onder redactie van Charlotte.

Na de voltooiing van haar laatste boek, trouwde ze in juni 1854 met Arthur Bell Nicholls, de hulppredikant van haar vader. Het verhaal gaat dat ze niet van hem hield (ze had hem eerder al eens afgewezen) maar hem bewonderde. Het huwelijk beviel haar echter wel, haar beste vriendin Ellen Nussey was extreem jaloers op Arthur omdat deze alle tijd van Charlotte verlangde.

Het huwelijk duurde echter niet lang: nog geen jaar later, zwanger van haar eerste kind, kreeg ze een longontsteking. Dit was een ziekte welke genezen had kunnen worden, maar ze heeft dit bewust of onbewust aangegrepen om haar leven te beëindigen. Na een lang en pijnlijk ziektebed, stierf ze op 31 maart 1855, waarschijnlijk door uitdroging. Op haar akte van overlijden staat tuberculose vermeld. Maar men vermoedde eerder dat dit door complicaties van haar zwangerschap was (enorm heftige ochtendziekte, waardoor ze te weinig binnen hield) maar tyfus werd ook vermeld omdat haar oudste hulp in de huishouding vlak hiervoor aan was overleden.
Charlotte werd bijgezet in het familiegraf in de kerk St. Michael & All Angels, Haworth, West Yorkshire, England.

Postuum werd twee jaar later (1857) alsnog The Professor, haar eerste roman, gepubliceerd, dat zij in 1845-1846 heeft geschreven. Het leven van Charlotte Brontë, de postume biografie door Elizabeth Gaskell, was de eerste van vele biografieën die over Charlotte is gepubliceerd, kwam tevens in 1857 uit. Op sommige gedeelte heeft Gaskell enkele details weggelaten over Charlotte's liefde voor Heger in Brussel (een getrouwde man) daar dit een te grote confrontatie bleek tegen de moraal van die tijd en dit een te grote stress factor zou zijn voor de nabestaanden. Gaskell gaf ook twijfelachtige en onvolledige informatie over Patrick Brontë, bewerende bijvoorbeeld dat hij zijn kinderen geen vlees liet eten. Dit werd tegengesproken in Emily Brontë's dagboek waarin ze omschreef hoe zij het vlees en aardappelen zou bereiden voor een diner in de pastorie, zoals Juliet Barker uitlegde in haar biografie, The Brontës.


Haar werken:

•    Jane Eyre
•    The Professor
•    Shirley
•    Villette
•    Poems (Currer, Ellis en Acton Bell)

Edith Wharton

Edith Wharton (24 januari 1862 - 11 augustus 1937) edith_wharton

Edith Wharton, geboren Edith Newbold Jones (New York City, 24 januari 1862 - Saint-Brice-sous-Forêt, 11 augustus 1937) was een Amerikaans schrijfster en architectonisch ontwerpster.

Wharton staat vooral bekend als een romanschrijfster in de sociaalpsychologische traditie van Henry James. In feite zette haar eigen leven haar aan tot schrijven. Veel van haar personages zijn gebaseerd op werkelijke figuren uit het New Yorkse societymilieu waarin ze zelf opgroeide.

Wharton werd geboren in een aristocratische familie in New York, sinds 300 jaar met deze stad verbonden. Haar opvoeding draaide om perfect gedrag en publieke presentatie, een soort dwang waartegen ze de rest van haar leven zou vechten.

Edith's ouders, George Frederic en Lucretia Jones, waren afstammelingen van Engelse en Nederlandse kolonisten, die fortuin hadden gemaakt in de scheepvaart, het bankwezen en vastgoed. Edith Jones behoorde tot de kleine, meest trendy samenleving van New York. Na zes jaar verblijf van reizen en wonen in Europa met het gehele gezin, keerde ze terug toen ze tien jaar was op XXIIIe Street, vlakbij Fifth Avenue in Manhattan. Ze ging niet naar school, maar leidde zich zelf op door de boeken te lezen van haar vader (ze was een ware boekenverlindster) en kreeg les van een gouvernante.

Edith Wharton was niet tevreden met alleen maar een samenleving om gastvrouw zijn. Van jongs af aan, liet ze merken dat ze buitengewoon helder en creatief was: nog voordat ze kon lezen, maakte ze verhalen, en als een puber, schreef ze poëzie en fictie, en een novelle getiteld Fast and Loose, vroegrijp voor een schrijver van vijftien.

In 1885, toen ze drie en twintig was, trouwde ze met Edward ("Teddy") Robbins Wharton een twaalf jaar oudere bankier. Hij was aantrekkelijk en vriendelijk, een man van een vergelijkbare sociale achtergrond en een goede sporter. Maar hij had niets van haar artistieke of intellectuele belangen en hun huwelijk was zeer ongelukkig. Nadat ze er achter kwam dat hij geld uitgaf aan jonge vrouwen ‘vluchtte’ ze in 1908 naar Parijs.

Wharton vestigde zich uiteindelijk permanent in Frankrijk - eerst in Parijs, in het historische Faubourg Saint-Germain en later aan de rand van Parijs. Ze hield van de stad: "de rustige majesteit van de architectonische lijnen, de prachtige wazige Winter Lights, de lange lijnen van lampen langs de kaaien - Je l'ai dans mon zong [het is in mijn bloed!]." In Parijs in 1908 begon ze een verhouding met Morton Fullerton, een journalist van de London Times, een vriend van Henry James en de liefde van haar leven. Wharton's dagboek onthult haar vreugde in hun gepassioneerde liefdesspel en voelde de intellectuele gemeenschap met hem, alles wat pijnlijk ontbrak in haar huwelijk. Na drie jaar liep de relatie echter stuk. In 1913 scheidde ze uiteindelijk ook van Wharton.

In Parijs vond ze intellectueel gezelschap in kringen waar kunstenaars en schrijvers gemengd waren met de rijken. Ze ontmoette zowel Franse schrijvers en kunstenaars als Paul Bourget, Jacques-Émile Blanche, Anna de Noailles, Andre Gide en Jean Cocteau. In Parijs genoot ze ook van het gezelschap van Amerikanen, zoals Henry Adams, Henry James, en Theodore Roosevelt.

Vanaf die tijd reisde ze veel, werkte tijdens de Eerste Wereldoorlog als journaliste en hield in de jaren daarna veelvuldig ‘salon’ in Parijs, waar ze vriendschap sloot met literaire grootheden als F. Scott Fitzgerald, Ernest Hemingway en Henry James. Als volwassene vond ze schrijven moeilijk en publiceerde haar eerste boek pas toen ze zesendertig was.

Het conflict dat voelde tussen de te aanvaarde rol van een gastvrouw en dat van een professioneel schrijver veroorzaakte haar veel angst, dit heeft zonder twijfel bijgedragen aan de depressie waarvoor zij behandeld werd in de jaren 1890. Een medicijn voor haar depressie was haar jaarlijkse ontsnappen naar Frankrijk en Italië, die haar hierop inspireerde om te schrijven over kunst, architectuur en tuinen.

Edith Wharton was in een ideale positie om de sociale ambities van de nieuwe rijken van de Gouden Eeuw (de post-burgeroorlog periode van Amerikaanse expansie in het bedrijfsleven, buitenlandse zaken en de kunsten) te bekijken. Haar wereld van oud geld keek neer op de nieuwkomers en hun opzichtig vertoon van rijkdom. Wharton was zowel een deelnemer van modieuze samenleving en een waarnemer van haar caleidoscopische veranderingen in New York, in Newport (waar ze zomerverblijven in haar jeugd had en haar eigen huis na haar huwelijk) en later in Lenox, Massachusetts, waar ze haar eigen landhuis, The Mount, bouwde in 1902.

Haar eerste boek The Decoration of Houses in 1897, dat ze samen schreef met haar architect vriend Ogden Codman, was direct een groot succes. De meest bekende romans van Wharton zijn Het huis van vreugde (1905, over een jonge vrouw die moet kiezen tussen een man van wie ze houdt maar die materieel weinig kan bieden en een rijke man die haar onverschillig laat) en De jaren van onschuld (1920, over een jonge man die verliefd wordt op een vrijgevochten gravin, maar onder druk van zijn omgeving zijn verloofde niet laat vallen en gevangen blijft in de regels van zijn milieu).
In haar fictie, vooral in het huis der vreugde (1905), beeldde ze de hedendaagse wereld van de zeer rijke en hun materialisme. De persoonlijkheden zijn fictieve modellen, zoals mevrouw William Astor, de beroemde sociale leider, of Cornelius Vanderbilt, de eigenaar van The Breakers, een van de vorstelijke Newports.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog was ze fel gewijd aan de geallieerde zaak. Toen deze begon was ze in Noord Afrika. Al snel leidde ze de commissie vluchtelingen hulp van het noordoosten van Frankrijk en België, en creëerde hostels en scholen voor hen. Ze hielp vrouwen aan vaste werkruimten die geen middelen van bestaan hadden. Ze reisde naar de frontlinies om de gevechten te observeren, en schreef verslagen voor publicatie in Amerika en drong bij de Verenigde Staten erop aan mee te doen aan de oorlog.

Na 1920 werd het werk van Wharton meer satirisch van aard. Haar latere werk haalde echter nooit meer het succes van haar vroege romans. Tegen het einde van haar leven was Whartons literaire reputatie, die in de eerste decennia van de twintigste eeuw erg hoog was, sterk getaand. Pas aan het einde van de twintigste eeuw kende haar populariteit weer een zekere opleving, mede onder invloed van het feminisme.
Haar laatste jaren bracht zij door in twee prachtige huizen in Frankrijk. De zomers in het Pavillon Colombe, in een klein dorp net ten noorden van Parijs, en de winters in het Château Sainte-Claire van Hyères, dat zat met uitzicht op de Middellandse Zee. In deze jaren heeft zij genoten van het langere verblijf van vrienden, zoals Bernard Berenson en Kenneth Clark.

Ze ontving ook grote erkenning, Wharton was de grande dame van de Amerikaanse brieven, en bezocht door vele. Ze ontving de Pulitzer Prize in 1921 voor The Age of Innocence (meermaals verfilmd), en een eredoctoraat van Yale in 1923. Ze stak de oceaan voor de laatste keer om het te ontvangen. edith_wharton_the_mount_1902

Ze hield zich ook aan haar dagelijkse schema; sinds 1902 produceerde ze ongeveer een volume per jaar. Ze bleef om te reizen en werd steeds gehecht aan haar tuinen, die ze zelf ontworpen. Want Edith was ook een begaafd architectonische ontwerpster. In 1902 ontwierp ze in Lenox, Massachusetts een huis met tuinen onder de naam 'The Mount', dat nog steeds grote architectonische bekendheid geniet en een toonbeeld is van haar begaafdheid op dit terrein en haar originele ontwerpprincipes.

Op 11 augustus 1937 stierf ze in Frankrijk aan een beroerte in Pavillon Colombe. Haar begrafenis werd gehouden in de Amerikaanse kathedraal van de ‘ Holy Trinity ‘ in Parijs. en werd begraven op 14 augustus op het kerkhof Cimetière des Gonards van Versailles in Frankrijk. Het grafschrift op haar grafsteen bevat de tekst: 'O Crux Ave Spes Unicawat' grof vertaald 'Heil het kruis onze enige hoop' betekend.

De sociale en materiële wereld waarin zij leefde, en die ze afgebeeld in haar fictie zijn verdwenen, maar een groot aantal kunstobjecten en literaire artefacten hebben haar overleefd.

Haar werken:
•    The Decoration of Houses 1897
•    The Greater Inclination (verhalen) 1899
•    The Touchstone, 1900
•    The Valley of Decision (novelle) 1902
•    The House of Mirth 1905 (nl: Het huis van vreugde)
•    Madame de Treymes 1907
•    Ethan Frome 1911
•    The Reef (roman) 1912
•    The Custom of the Country 1913
•    The Age of Innocence 1920 (nl: De jaren van onschuld – Pulizerprijs in 1921)
•    The Glimpses of the Moon, 1922
•    A Backward Glance (memoires), 1934

The Buccaneers 1938 (haar laatste werk bleef onvoltooid)

Elizabeth Gaskell

Elizabeth Cleghorn Gaskell (29 september 1810 - 12 november 1865) elisabeth_gaskell - ouder

Elizabeth Cleghorn Gaskell is een Britse schrijfster uit de Victoriaanse periode die vooral realistische romans en korte verhalen schreef over eigentijdse sociale problemen.

Mrs. Gaskell geboren als Elizabeth Stevenson op 29 september 1810, op 93 Cheyne Walk, Chelsea (toen een buitenwijk van Londen). Elizabeth was het achtste en laatste kind van haar ouders. Alleen zij en haar latere broer John (het eerste kind uit haar vaders tweede huwelijk) overleefden hun kindertijd. (John verdween op een reis naar India rond 1827.)

Haar vader William Stevenson, was een Schotse minister in Failsworth, Lancashire maar nam ontslag op basis van gewetensbezwaren en verhuisde zijn gezin naar Londen in 1806. Zijn bedoeling was om naar India te vertrekken toen hij de privé secretaris werd van de Earl of Lauderdale, die tot Governeur-Generaal van India benoemd was.

Deze positie werd geen werkelijkheid en Stevenson werd voorgesteld als bewaarder van de schatkist. Haar moeder Elizabeth Holland kwam uit een familie uit de Engelse Midlands en was zeer verbonden met prominente families zoals de Wedgwoods, de Turners en de Darwins. Zij stierf dertien maanden na de geboorte van Elizabeth en liet een zeer verwilderde man na die geen andere uitweg zag dan haar naar haar moeders zus Hannah Lumb, te sturen in Knutsford, Cheshire. Ze werd opgevoed in een huishouden van alleen dames. Ze noemde haar tante ‘ mijn meer dan moeder’.

Lily zoals ze door familie en vrienden werd genoemd, groeide op in een warme en gelukkige omgeving. Haar vader hertrouwde toen ze vier was met Catherine Thomson en startte een nieuw gezin in Chelsea. Het stel kreeg twee kinderen, William (1815 en erfgenaam) en een dochter Catherine (1816). Ze bezocht deze familie maar voelde zich nooit echt thuis. Later heeft ze het stadje Knutsford als voorbeeld gebruikt in haar roman “Cranford”. Het huis was groot en uit rode bakstenen getrokken, Heathwaite genaamd, op Heathside (nu Gaskell Avenue), welke uitkeek op een groot open gedeelte van Knutsford Heath. Gaskell's House, 84 Plymouth Grove, Manchester M13 9LW kan bezocht worden dit is nu een museum. Er worden geregeld lezingen gegeven.

Elizabeth ging tussen 1821 en 1827 naar een kostschool in Warwickshire, gerund door de Byerley zussen, achternichtjes van Josiah Wedgewood. De school, welke moderne onderwerpen in een huiselijke sfeer, verzorgden, trok de dochters van meerdere families aan, inclusief het nichtje van Harriet en James Martineau en de kleindochter van Joseph Priestley.

Haar toekomst was zeer onzeker omdat ze geen persoonlijk bezit had en een thuis, ondanks dat ze een permanente gast was bij haar tante en grootouders. Haar broer John zocht haar geregeld op en ze zag haar vader soms enkele jaren niet.

Elizabeth bracht enkele tijd door bij de Turners in Newcastle upon Tyne en in Edinburgh. Gedurende dit bezoek ontmoette en trouwde ze op 21-jarige leeftijd in 1832 met William Gaskell uit Manchester. Hij was predikant van de Cross Street Unitarian Chapel, en had een eigen literaire carrière. Ze verbrachten hun huwelijksreis in North Wales, en verbleven bij Elizabeth's oom, Samuel Holland, nabij Porthmadog.
William en Elizabeth hadden een gelukkig huwelijk, gebaseerd op gedeelde interesses in taal en cultuur en een optimistisch geloof. Elizabeth hing aan haar man voor stabiliteit, en William zocht in haar, haar hilariteit en opgewektheid.
Als unitariërs geloofden ze niet dat vrouwen ondergeschikt zijn aan hun echtgenoten. Elizabeth was dit absoluut niet. William moedigde zijn vrouw aan om haar eigen talenten te ontwikkelen en zichzelf ervan te verzekeren om deze te promoten.

Zo vond haar pad naar haar roeping geen gemakkelijke. "Ik ben soms een lafaard om te wensen dat we terug waren naar de tijden waar gehoorzaamheid de enige taak van vrouwen waren’ biechtte ze op aan haar vriendin Eliza "Tottie" Fox, en er vervolgens toevoegde, "Maar ook dan geloof ik niet dat William me ooit iets op zal dragen.”
In de eerste tien huwelijksjaren concentreerde Elizabeth zich op haar huishoudelijk leven. De Gaskells woonden in Manchester, waar de industriële omgeving een inspiratie voor haar romans zouden worden. Ze kregen meerdere kinderen; een doodgeboren dochter in 1833, gevolgd door Marianne (1834), Margaret Emily (1837), (bekend als Meta), Florence Elizabeth (1842), William (1844–†1845 overleden aan roodvonk), en Julia Bradford (1846).

Toen hun 1-jarige zoon stierf werd Elizabeth depressief. Haar echtgenoot moedigde haar aan te schrijven vanwege de therapeutische waarde ervan. Dit schrijven resulteerde in haar debuutroman, Mary Barton: A Tale of Manchester Life. Deze roman gaat over het harde leven van de textiel fabriekwerkers in Manchester. Haar sympathie was voor de arbeidersklasse, die lange dagen werkte onder ongezonde condities, in grote armoede leefde en stierven zonder hoop of een kans op geluk. Rijke fabriekseigenaren, en haar eigen klasse in het algemeen, werden in een zeer realistisch meer kritisch licht beschreven. Het boek werd een sensatie en verkocht goed. Het boek verscheen anoniem maar haar identiteit werd snel bekend en het dwong haar om zichzelf als schrijfster bekend te maken.

Een zeer bekende roman is North and South over het contrast tussen het geïndustrialiseerde Noorden van Engeland en het agrarische Zuiden en het zoeken naar een compromis tussen die twee werelden. Wederzijds begrip en empathie zijn hier sleutelwoorden. Elk moment dat ze kreeg studeerde Elizabeth poëzie, en maakte notities voor haar mans lessen. Ze schreef zelf ook poëzie "Sketches among the Poor, No. 1," in 1837, was een project samen met William.

Ze huurden een villa in Plymouth Grove in 1850, na de publicatie van haar eerste roman, en Elizabeth woonde in dit huis met haar gezin tot haar dood in 1865. Al haar boeken op één na zijn geschreven op dit adres, terwijl haar man diverse comités hield en thuis lessen aan de armen verzorgden. elisabeth_gaskell - huis

De kring waarin de Gaskells verkeerden waren inclusief de groten in de literaire wereld, andersdenkenden religieuzen, en sociale hervormers, waaronder William en Mary Howitt. Charles Dickens en John Ruskin bezochten Plymouth Grove, zo ook de Amerikaanse schrijvers Harriet Beecher Stowe en Charles Eliot Norton. Dirigent Charles Hallé woonde vlakbij en leerde één van haar vier dochters piano spelen. Van haar goede vriendin Charlotte Brontë is bekend dat zij drie keer een gast is geweest, en zij zich op een moment achter de gordijnen heeft verborgen omdat zij te verlegen was om de bezoekers van Elizabeth te ontmoeten.

Haar dochter Florence trouwde met een advocaat, Charles Crompton, in 1862.

Elizabeth ontweek de vele traditionele taken en verantwoordelijkheden van een pastoorsvrouw. Ze was lerares op de “ Unitarian charity Sunday School” – een zondagsschool, bezocht de pupillen thuis en leerde zo over het leven in armoede. Gedurende de ‘ hongerige jaren veertig ‘ deed ze veel vrijwilligerswerk, bezocht gevangenen en hielp de hongerigen te voeden.

Ze schreef ook zeer succesvolle spook verhalen (geholpen door Charles Dickens, die haar werk publiceerde in zijn tijdschrift Household Words. Hij noemde haar 'My Dear Sheherazade'.

Gaskell schreef ook de biografie over Charlotte Brontë. Life of Charlotte Brontë is nog altijd een van de bekendste Engelse biografieën die er ooit geschreven zijn.

Elizabeths gezondheid werd gedurende de jaren slechter. Ze had erg overdreven in haar entertainment aan gasten thuis en met bezorgdheid over haar kinderen. Ook tijdens haar vakanties bleef ze vaak doorwerken en schreef ze korte verhalen en reisverslagen om voor de vakanties te betalen. Toen ze aan een nieuwe roman begon ontving ze een enorm voorschot wat haar ruimte gaf om haar wens te kunnen vervullen. Een huis te kopen in zuid Engeland waar zij en William konden leven tot aan hun pensioen.
Tijdens een bezoek aan het nieuwe huis in Holybourne in1865 stortte ze in en stierf op 55 jarige leeftijd, wat haar laatste roman “Wives and Daughters” (Vrouwen en dochters) onafgewerkt achterliet.
Haar naam is opgenomen in de Poet's corner in de Westminster Abbey (zie foto).

Het huis op Plymouth Grove bleef in de Gaskell familie tot 1913.elizabeth gaskell - poets corner - westminster abbey

Haar bekendste romans zijn Cranford (1853), North and South (1854), en Wives and Daughters (1865). Cranford was Gaskell's favoriete boek en voor vele decennia haar enige herinnerde boek.

Haar werken:
•    Mary Barton: A Tale of Manchester Life (1848)
•    Ruth (1853)
•    Cranford (1853)
•    North and South (1855)
•    Life of Charlotte Brontë (1857)
•    Wives and Daughters (1866): haar laatste en onvolledige roman

Emily Brontë

Emily Brontë (30 juli 1818 - 19 december 1848) emilybronte

Emily Jane Brontë, Brits schrijfster en de tweede van de drie Brontë-zusters.
De andere twee zusters, Charlotte Brontë en Anne Brontë, waren eveneens schrijfster.
Ze gebruikte net als haar twee zusters een mannelijk pseudoniem: Ellis Bell. Charlotte was Currer Bell, en Anne was Acton Bell.

Emily werd geboren op 30 juli 1818, Market Street nr. 74 in Thornton nabij Bradford in Yorkshire. Haar ouders waren Maria Branwell (1783-1821; zij overleed aan kanker toen Emily drie jaar was) en Patrick Brontë (1777 – 1861; een Ierse geestelijke). Ze was de vijfde van zes kinderen. Het gezin bestond verder uit Maria (1814-1825), Elizabeth (1815-1825), Charlotte (1816-1855), Patrick Branwell (1817-1848) en Anne (1820-1849). Na de geboorte van haar jongste zusje Anne verhuisde het gezin naar Haworth waar haar vader pastoor werd.

Na het overlijden van hun moeder werden de oudste zussen Maria, Elizabeth en Charlotte naar school gestuurd in Cowan Bridge, waar zij mishandeling en ontberingen leerden kennen, zoals later beschreven door Charlotte in Jane Eyre. Emily voegde zich oom bij hun op school voor een korte periode. Toen een tyfus epidemie de school teisterde werden haar zusjes Maria en Elizabeth aangestoken. Maria die echter tuberculose had werd naar huis gestuurd waar ze overleed. Emily werd vervolgens van school gehaald samen met Charlotte en Elizabeth.
Elizabeth stierf kort na dat zij weer thuis was.
De drie overgebleven zusters en hun broer Patrick Branwell werden hierna thuis geschoold door hun vader en hun tante Elizabeth Branwell (1776-1842). Zij was de zus van hun moeder die hem hielp met de opvoeding van de kinderen.

In Haworth bloeide het literaire talent van de drie zusters op. Als kind al creëerden zij imaginaire landen die voorkwamen in verhalen die zij schreven. Samen met Anne creëerde zij op papier het koninkrijk Gondal, de tegenhanger van Angria, het koninkrijk van Charlotte en Branwell. Helaas is er, in tegenstelling tot de schrijfsels over Angria, nauwelijks iets van Gondal overgebleven

De meningen over Emily zijn altijd uiteenlopend geweest. Sommigen beschreven haar als de mooiste van de zusjes, met vriendelijke ogen. Een bediende van de Brontës vond haar blik echter als die van een ongetemd wezen en omschreef Emily als iemand die zich niets aantrok van anderen en zich liever bezighield met de huisdieren.
Emily was niet iemand die zich graag onder de mensen bevond. Sommigen zagen het als verlegenheid, volgens anderen was het eigenzinnigheid. Ze studeerde liever dan dat ze de avonden doorbracht met andere mensen. Toch ging ze op zeventienjarige leeftijd, met haar zus Charlotte mee naar Roe Head School maar kreeg het voor elkaar om hier maar drie maanden te blijven omdat zij een extreme heimwee ontwikkelde.
Ze ging terug naar huis en Anne nam haar plaats in. Rond deze tijd, wilden de dames voldoende kennis vergaren om een eigen kleine school te starten.

Emily werd lerares in Halifax rond september 1838. Haar gezondheid verslechterde echter dusdanig door de stress van een 17-urige werkdag en ging naar huis in 1839. Thuis verzorgde ze de maaltijden, het huishouden en werkte ze op de zondagschool. Ze leerde zichzelf Duits uit boeken en oefende met de piano.
In 1842 ging Emily samen met Charlotte naar Brussel, België, waar ze naar een academie gingen gerund door Constantin Heger. Ze plande het om hun Frans en Duits te perfectioneren om hun eigen school te starten.
Heger omschreef haar als iemand met een ijzeren karakter. ‘Als ze een man was geweest, was ze een groot leider geworden’, blijkt hij ooit over Emily gezegd te hebben. De zussen keerden terug naar Engeland vanwege het overlijden van hun tante. Ze probeerden uiteindelijk een school te starten maar waren niet in staat om studenten naar hun afgelegen locatie te krijgen.

Charlotte vond niet lang daarna een van Emily’s gedichtenboekjes en stelde voor om het naar een uitgever te sturen. Het duurde zeker een paar dagen voordat Emily het Charlotte kon vergeven dat zij haar boekje had gevonden. Nog langer had Charlotte er voor nodig om haar zuster te overtuigen dat haar schrijfsels waardevol waren. Uiteindelijk stemde Emily toe in publicatie als ook haar beide zusters een aantal gedichten zouden bijdragen. Ze brachten ‘Poems by Currer, Ellis en Acton Bell’ uit in eigen beheer en verkochten twee exemplaren. Maar ze kregen wel de smaak van publiceren te pakken.
Emily schreef poëzie en één roman, Wuthering Heights (De Woeste Hoogte) uit 1847. Dit boek behoort tot de klassiekers van de Engelse literatuur. Haar boek wordt in twee delen samen met Anne’s eerste roman Agnes Grey als derde deel, gepucliceerd. De recensies waren overwegend negatief, maar helaas is niet bekend wat Emily’s reactie hierop was.

Emily’s gezondheid was zeer verzwakt door de onhygiënische condities thuis (de bron van hun water was besmet geraakt door afvloeiingen van de begraafplaats bij de kerk). Broer Branwell was inmiddels een alcoholist en verslaafd aan opium en de hele familie werd continue met zijn depressies en waanzinnige tirades geconfronteerd. Hij stierf in 1848 en gedurende zijn begrafenis werd Emily verkouden.  Ze werd snel erg dun en ziek maar weigerde elke vorm van medische hulp. Hoewel het voor iedereen duidelijk was dat zij tuberculose had, bleef zij zelf haar ziekte ontkennen. Pas drie uur voor haar dood liet zij een dokter toe. Ze stierf op 19 december 1848 en is begraven in het familiegraf op het kerkhof St. Michael and All Angels Cemetery, Haworth, West Yorkshire, Engeland.

In 1850 bewerkte en publiceerde Charlotte Wuthering Heights als een roman onder Emily's echte naam.

Haar werk:

  • Wuthering Heights (de Woeste Hoogte)

Flora Jane Thompson

Flora Jane Thompson (5 december 1876 – 21 mei 1947) flora_thompson 02

Flora was een Engelse schrijfster beroemd om haar semi-autobiografische triologie over het Engelse platteland, Lark Rise to Candleford.

Geboren in Juniper Hill in noordoost Oxfordshire, de oudste van zes kinderen van Albert and Emma Timms, een metselaar en een kindermeisje. Haar favoriete broer Edwin werd vermoord in de buurt van Ieper België in 1916. Dit na de strijd voor de 'St Eloi craters'. Hij ligt begraven op plot II.F.3 op het Woods Cemetery te Zillebeke, Ieper België.
Flora Jane Timms volgde haar opleiding op de gemeenteschool in Cottisford.

Flora werkte vanaf haar veertiende op verschillende postkantoren in zuid Engeland. De eerste was het postkantoor van Fringford, een dorp zo’n 6,5 km ten noordoosten van Bicester. Flora begon hier in 1891, als een assistent van de directrice, Mrs. Kezia Whitton. Na vier jaar vertrok ze hier en nam een aantal korte vakantiebaantjes in verschillende postkantoren, waaronder Yateley in Hampshire..

Toen ze op het postkantoor van Grayshott in Hampshire werkte leerde ze haar toekomstige man kennen. John William Thompson (zelf postkantoorbediende en later zelfs directeur van het postkantoor) werd overgeplaatst naar het hoofdpostkantoor in Bournemouth in 1903 en beiden trouwden dit jaar in de St Mary’s kerk in Twickenham kerk. Ze woonden in de wijk Winton – en huurden een huis op Sedgley Road nr. 4 (later verhuisden ze naar nr. 6 ernaast). Flora was toen 26 en ze bleven dertien jaar in Bournemouth.

Ze kregen samen een dochter, Winifred Grace (1903) en twee zonen, Henry Basil (1909) en Peter Redmond (1918 - later verloren geraakt op 22 jarige leeftijd op zee in 1941 toen zijn koopvaardijschip de Jedmoor (geladen met tarwe) getorpedeerd werd.).

Flora profiteerde van een goede bereikbaarheid van boeken toen de openbare bibliotheek opende in Winton, in 1907. Niet lang hierna in 1911, won zij een opstel wedstrijd in The Ladies Companion met een 300-woorden opstel over Jane Austen.

In 1916 verhuisde ze naar Liphook in Hampshire en hun zoon Peter werd in 1918 geboren. Hier woonden ze 12 jaar totdat een laatste post van John Thompson hen naar Dartmouth bracht in 1928, waar ze bleven tot aan zijn pensioen in 1940. Later schreef zij veel, publiceerde korte verhalen in tijdschriften en krantenartikelen om in de beginjaren van haar huwelijk hun magere inkomen aan te vullen. Ze schreef o.a. voor The Catholic Fireside, The Daily News The Lady en andere kranten en in 1921 publiceerde ze the 'Bog-myrtle and peat'.

Ze was een autodidact natuuronderzoeker en veel van haar natuur artikelen zijn verzameld in 1986.

Haar meest beroemde werk is de Lark Rise to Candleford trilogie, welke ze als opstellen naar de Oxford University Press in 1938 stuurde en kort hierna gepubliceerd werden. Ze schreef een vervolg 'Heatherley' welke postuum gepubliceerd werd. De boeken zijn fictie, en autobiografisch door haar jeugdherinneringen via “Laura” en de sociale geschiedenis van het landelijke Engelse leven in de late 19e en vroege 20e eeuw en worden nu als een kleine klassieker beschouwd.

Op 10 januari 1946 de datum van haar testament vermelde ze; ‘als er een grafsteen geplaatst wordt in mijn herinnering wens ik dat de naam van mijn geliefde zoon Peter Redmond Thompson ook vermeld wordt’ Haar adres op haar testament is, 32 Bolton Street, Brixham.

Flora Thompson stierf 1947 op 70-jarige leeftijd aan een hartaanval in Brixham, Devon en is begraven op de begraafplaats; Longcross Cemetery, Dartmouth, Devon.


Haar geschreven boeken;
•    Bog Myrtle and Peat (1921)
•    Lark Rise (1939)
•    Over to Candleford (1941)
•    Candleford Green (1943)
•    Lark Rise to Candleford (1945, de bovenste drie boeken gepubliceerd als triologie)
•    Still Glides the Stream (1948, postuum gepubliceerd)
•    Heatherley (vervolg op Lark Rise to Candleford in 1944 geschreven – postuum gepubliceerd  eerst in A Country Calendar 1979 samen met enkele artikelen en poezië, hierna als apart boek in 1998)
•    Gates of Eden (als serie gepubliceerd in The Peverel Monthly bewerkt door Flora later in de jaren 1920s maar nooit als apart boek gepubliceerd.)

George Eliot

George Eliot - pseudonieum voor Mary Ann Evans (22 november 1819 - 22 december 1880) george_elliot2

George Eliot was het pseudoniem van de Engelse schrijfster en dichteres Mary Ann Evans (Nuneaton, Warwickshire, 22 november 1819 – Londen, 22 december 1880). Ze was ook journalist en vertaler en behoort tot de toonaangevende schrijvers van het Victoriaans tijdperk.

Mary Ann Evans geboren in 1819 in het Arbory Park ("Griff") in Astley nabij Coventry, was de getalenteerde dochter van Robert Evans. Haar vader was de Warwickshire makelaar voor de graaf van Lonsdale en het model voor zulk karakters als Adam Bede (dit was Charles Dickens’s bijnaam voor de schrijver uit 1859). Uit zijn voorgaande huwelijk had Robert Evans een oudere dochter en zoon.

Bij haar moeders overlijden in 1836 was ze de enige vrouw in het huis, waardoor ze haar vaders huishoudster werd. Politiek en sociaal conservatief bepleitte haar vader echter een religieuze conformiteit naar de buitenwereld voor Mary Ann die zelf echter non-conformistisch dacht, ook al was haar vader niet echt religieus.

Door de invloed van een schoollerares, was ze een enthousiaste evangelische die de Calvijnse leer van de uitverkorenen verkoos. Mary Ann’s tante van moederskant was een Wesleyan (methodist) die haar geloof in vrijwilligerswerk uitte, een leer van persoonlijke verlossing waar het cavinisme in tegensprak. Toen haar vader met pensioen ging in 1841, nam haar broer Isaac het werk over en zij en haar vader verhuisden naar een huis in Coventry. Hier sloot ze zich aan bij een groep van intellectuelen bij Charles Bray in hun historische studie van de bijbel. Onder hun invloed en door haar eigen lezing werd Mary Ann sceptisch. Een conflict met haar vader ontstond toen ze weigerde voortaan de reguliere Anglicaanse kerk te bezoeken. Na enig argument gaf ze echter toe. Ze verzorgde trouw het huis voor haar vader tot aan zijn dood in 1849.

Nu op 30 jarige leeftijd, werd ze beschouwd als te oud voor het aangaan van een huwelijk. Vanuit haar vaders erfenis ontving ze een jaarsom van £100,00, een bedrag wat haar een zekere onafhankelijkheid gaf. Haar religieuze scepsis werd getemperd door haar erkenning dat haar vader gewoon te oud was om zijn standpunt te wijzigen. Maar geleidelijk aan ontwikkelde ze, ondanks haar conformiteit in de jaren 1840, een ympathie met enige religie die troost voor menselijk leed zou kunnen bieden.

In 1850, reisde ze voor het eerst naar het vasteland in gezelschap van de Brays, bij haar terugkeer naar Engeland, begon ze te schrijven voor het prestigieuze Westminster Review, waarvoor ze adjunct-hoofdredacteur werd in 1851. Nu een lid van de Londen literaire kring waaronder ook Herbert Spencer en George Henry Lewes, vertaalde ze Feuerbach’s Essentie van het christendom uit het Duits (1854)—het enige boek dat haar echte naam draagt.

Rond deze tijd, ging ze een relatie aan met haar hoofdredacteur Henry Lewes, wiens vrouw hem had verlaten met hun drie kinderen vanwege een eerder buitenechtelijke relatie.
Mary Ann's afwijzing door haar familie en vrienden over haar relatie met Lewes is later weerspiegeld in The Mill on the Floss (1860). Lewes sympathiseerde Mary Ann's persoonlijke, intellectuele en artistieke strijd. Hij moedigde haar aan om fictie te gaan schrijven: “Scenes uit het kerkelijke leven”, geserialiseerd in Blackwood's Magazine (1857). Hij voorzag haar van materiaal en bewerkte haar schrijfwerk. Hij was een 'Positivist' — een volger van de filosofie van August Comte, die had gesteld dat er sprake was van drie hiërarchische leeftijden, t.w. animistische, metafysische en positivistische (= waarheid uit onderzoek van feiten).  Dat er een nieuwe schrijfster van groot formaat was opgestaan werd bevestigd bij het uitkomen van het enorm populaire boek Adam Bede (1859).

Ze gebruikte veel van haar eigen ervaringen in haar boeken. Ze nam een mannelijk pseudoniem aan om, naar eigen zeggen, te verzekeren dat haar werk serieus genomen zou worden. Vrouwelijke auteurs werden in die tijd wel gepubliceerd onder hun eigen naam, maar Eliot wilde ontsnappen aan het stereotype van vrouwen die alleen luchthartige romans kunnen schrijven. Een mogelijk bijkomende reden was dat ze haar privéleven wilde beschermen en schandalen wilde voorkomen in verband met haar onconventionele relatie met de getrouwde George Henry Lewes. Ze was 20 jaar met hem samen en hij overleed in 1878.

Haar scherpzinnige visie en kritiek op Austen en Dickens waren dicht bij moderne opvattingen. En toch zijn er in haar literaire bedoelingen waardering van de goedheid, de perceptie van de werkelijkheid, en de precisie van meningsuiting opgenomen (zowel voor haarzelf en haar lezer).

Ze bewonderde de eenvoudige, huiselijke stijl van de vroege Vlaamse schilders zoals Breughel, een smaak die wordt weerspiegeld in het interieur scènes zoals 'Nederlands' als de oogst avondmaal in Adam Bede, hoofdstuk 17, waarin ze het werk prijst van de zeventiende-eeuwse Nederlandse meesters.
Adam Bede toont Eliot de overtuiging dat kunst moeten zijn gebaseerd op het leven, niet op andere kunstwerken. Haar thema is dat geluk de beloning is van het leven zoals tolerantie, mededogen en begrip, en dat overmoedige ambitie, onnadenkendheid over het welzijn van anderen, en hebzucht zo’n geluk niet met zich meebrengen.

Door haar plots en personages predikt Eliot dat werken alleen voor zelfbevrediging is en gevaarlijk voor de geest, omdat het zich verzet tegen het leren van ervaringen en het ontwikkelen van een karakter. In haar verhalen bestudeert ze de impact van het milieu, de sociale omgeving, het individu. Ze streeft ernaar om haar instellingen meer realistisch en geloofwaardig te maken door middel van sprekende details en dialect.

Eliots stijl is typisch Victoriaans, met lange zinnen en uitvoerige beschrijvingen van situaties en landschappen, maar kenmerkt zich door een vlijmscherp psychologisch inzicht. Met name Middlemarch, Daniel Deronda en The Mill on the Floss worden gerekend tot absolute hoogtepunten uit de Britse literatuur van de 19e eeuw.

Op 6 mei 1880 trouwde ze met de Amerikaanse bankier John Cross, die 20 jaar jonger was dan zij. In de huwelijksnacht in Venetië sprong hij van het balkon in het Canal Grande, zo wordt verteld. In 1882 schreef hij over haar een biografie, die in 1882 verscheen.

Ze overleed op 22 december 1880 in Londen aan nierfalen en ligt begraven op de Highgate Cemetery in Londen. george_elliot-steen

Haar meest geciteerde uitspraak is: It is never too late to be what you might have been (Het is nooit te laat om te zijn wat je had kunnen zijn).

Haar werken;
•    Adam Bede, 1859
•    The Mill on the Floss, 1860
•    Silas Marner, 1861
•    Romola, 1863
•    Felix Holt, the Radical, 1866
•    Middlemarch, 1871–72
•    Daniel Deronda, 1876

Graham Winston

Graham Mawdsley Winston (30 juni 1908 - 10 juli 2003) winston_graham

Winston Mawdsley Graham OBE (Officier van de koninklijke Orde van het Britse Rijk) was een vakkundig Engelse schrijver van ‘suspense’ romans, en is bekend om zijn werk als Poldark en historische series. Zijn boeken zijn ook bekend als ‘dollar’ boek club keuzes in Amerika.

Graham werd geboren op 30 juni 1908 in Victoria Park, Manchester, Engeland. Toen hij 17 was verhuisde hij naar Perranporth, Cornwall. Zijn eerste roman, The House with the Stained Glass Windows werd gepubliceerd in 1934; zijn eerste Poldark roman, Ross Poldark, werd gepubliceerd in 1945, en werd opgevolgd door een serie van elf meerdere titels, waarvan de laatste, Bella Poldark, gepubliceerd werd in 2002.
De serie speelde zich af in Cornwall, special in en rondom Perranporth, waar Graham het merendeel van zijn leven gewoond heeft.

De eerste zeven Poldark romans werden in een BBC televisie serie tussen 1975 and 1977 uitgezonden en had rond de 14 miljoen kijkers. Het was zelfs zo succesvol dat sommige pastoren hun schema veranderden of zelfs annuleerde om niet de uitzending van deze serie te kunnen missen.

Naast de Poldark romans, was Graham's meest succesvolle werk Marnie (1964), een thriller die verfilmd is door Alfred Hitchcock met Tippi Hedren en Sean Connery in de hoofdrollen. Vijf van Graham's andere boeken zijn ook verfilmd, o.a. The Walking Stick, Night Without Stars en Take My Life.
Hij trouwde met Jean Mary Williamson in september 1939, hij had haar voor het eerst ontmoet in 1926 toen ze 13 jaar was. Ze stierf in december 1992.

Hij was een fervent tennisspeler, en legde zelfs in zijn dagboeken vast hoeveel sets hij elke dag speelde. Hij woonde in Perranporth van 1925 tot 1959 en kort in Zuid Frankrijk gedurende de zestiger jaren en streek later neer in East Sussex. Hij was voorzitter van de schrijversbond (Society of Authors) en een genoot van de Royal Society of Literature. Hij werd in 1983 gehuldigd als officier in de orde van het Britse rijk.

Graham Winston overleed in Londen op 95 jarige leeftijd op 10 juli 2003.

Zijn autobiografie, Memoirs of a Private Man, gepubliceerd als Macmillan in de loop van 2003. Om zijn 100ste jaar geboortejaar te vieren hield het Royal Cornwall Museum in Truro, Cornwall, een expositie over zijn leven en werken (Poldark's Cornwall: The life and times of Winston Graham) vanaf halverwege Juni tot halverwege spetember 2008, samenvallend met de herpublicatie van de Poldark romans door Pan Macmillan.

De expositie omvatte de Trilby hoed waar hij nooit zonder ging, persoonlijke memorabilia en veel van zijn manuscripten en notitieblokken.
De tentoonstelling opende met de aankondiging van de Winston Graham Historisch prijs. Deze werd gefinancierd door de erfenis van de schrijver en ondersteund door Pan Macmillan. Deze prijs is bestemd voor ongepubliceerde fictie, met een voorkeur voor een associatie met Cornwall. (Details kunnen worden bemachtigd via het Royal Cornwall Museum.)
Het merendeel van zijn manuscripten en verhalen zijn gedoneerd aan het Royal Institute of Cornwall door zijn zoon Andrew Graham en dochter Rosamund Barteau. Meerdere werken zijn gehuisvest in het Howard Gotlieb Archival Research Center van de Boston Universiteit.

Winston Graham is de schrijver van uiteindelijk meer dan veertig romans, korte verhalen, historische verslagen en filmscripts. Zijn boeken zijn wereldwijd vertaald en de Poldark series zijn omgezet in twee televisie series, vertoond in 22 landen. Zes van zijn boeken zijn verfilmd tot bioscoopfilm.

Zijn werken van de Poldark serie;

Ross Poldark - (1783-1787) 1945
Demelza - (1788-1790) 1946
Jeremy Poldark - (1790-1791) 1950
Warleggan - (1792-1793) 1953

The Black Moon - (1794-1795) 1973
The Four Swans - (1795-1797) 1976
The Angry Tide - (1789-1799) 1977
Stranger From The Sea - (1810-1811) 1981
The Miller's Dance - (1812-1813) 1982
The Loving Cup - (1813-1815) 1984
The Twisted Sword - (1815) 1991
Bella - (1818-1820) 2003
Memoirs of a Private Man (2003)

Marnie (1964)
The Walking Stick
Night Without Stars
Take My Life

Gustave Flaubert

Gustave Flaubert (12 december 1821 - 8 mei 1880) gustave_flaubert

Gustave Flaubert (Rouen, 12 december 1821 - Canteleu, 8 mei 1880) was een Frans schrijver. Zijn bekendste werk is Madame Bovary uit 1857. Verder staat hij bekend voor zijn nauwgezette toewijding aan zijn kunst en stijl.

Flaubert is geboren als tweede zoon en vijfde van in totaal zes kinderen. Zijn ouders waren de chirurg Achille Cléophas Flaubert (1784-1846) en zijn vrouw Anne Justine Caroline (1793-1872). Hoewel hij op school weinig uitvoert, houdt hij zich al (volgens bronnen) vanaf zijn achtste bezig met literatuur.

Hij werd opgeleid aan het Lycee Corneille Pierre in Rouen en verlaat zijn geboorteplaats om in Parijs rechten te gaan studeren. In Parijs was hij een onverschillige student en vond de stad onsmakelijk. Hij kreeg hier een paar vrienden, waaronder Victor Hugo.

Omdat hij van het buitenleven houdt, en in Parijs niet kan aarden, reist hij tegen het eind van het jaar 1840 af naar de Pyreneeën en Corsica. Wanneer hij weer in Parijs terugkeert, doet hij niets anders dan zijn tijd verspillen aan sombere dromen. In 1846 besluit hij in Croisset, vlakbij Rouen, een huis op te zetten voor zijn moeder, die alleen is achtergebleven in Rouen, nadat zijn vader en zijn zus Caroline zijn overleden. Het is voor hem ook een reden om na een epilepsie aanval (deze startte rond zijn 22e levensjaar), Parijs en zijn rechtenstudie te kunnen verlaten. Het huis in Croisset blijft zijn woonplaats voor de rest van zijn leven.

Van 1846 tot 1854 onderhoudt Flaubert een relatie met de dichteres Louise Colet. Hun brieven zijn bewaard gebleven, en volgens Emile Faguet was dit de enige sentimentele episode van belang in het leven van Flaubert, die uiteindelijk nooit is getrouwd. Na zijn relatie met Louise prefereerde hij een bezoek aan prostituees en onderhield liever platonische vriendschappen met andere schrijvers.
Zijn beste vriend op dat moment was Maxime du Camp, met wie hij in 1846 naar Bretagne reisde, en in 1849 naar Griekenland en Egypte. Deze laatste landen maken een diepe indruk op de verbeelding van Flaubert.

Flaubert was heel open over zijn seksuele activiteiten met jonge prostituees van beide geslachten in zijn geschriften over zijn reizen.
Bij zijn terugkeer uit het nabije oosten, in 1850, begint hij met het schrijven van het boek "Madame Bovary". Hij had daarvoor nog nauwelijks iets geschreven of gepubliceerd. Het schrijven van de roman kost hem uiteindelijk zes jaar voorbereiding, en vanaf 1857 wordt het in afleveringen geplaatst in het blad "Revue de Paris". In eerste instantie is er uit bepaalde hoeken verzet tegen de publicatie: de overheid klaagt zowel hem als de uitgever aan, omdat de roman immoreel zou zijn. Wanneer het verhaal uiteindelijk in boekvorm verschijnt, krijgt het echter een warm onthaal.

In 1858 brengt Flaubert een bezoek aan Carthago. Naar aanleiding van dat bezoek begint hij zich in archeologie te verdiepen om zijn volgende boek, Salammbô te kunnen schrijven. Hoewel hij onafgebroken doorwerkt, is het boek pas in 1862 af. Daarna schrijft hij het boek L'éducation sentimentale, waarin hij gebruik maakt van veel herinneringen uit zijn kinderjaren. Het kost hem zeven jaar voordat het boek uiteindelijk in 1869 gepubliceerd kan worden. Behalve een sporadisch bezoek aan Parijs, blijft hij vanaf dan in Croisset wonen.

Flaubert was een onvermoeibare werker en vaak klaagde in zijn brieven aan vrienden over de zware aard van zijn werk. gustave_flaubert_geboortehuis

Tot dit punt was het leven van Flaubert betrekkelijk gelukkig geweest. Maar dan begint het ongeluk hem te achtervolgen. De angst voor de oorlog in 1870 is een aanslag op zijn gezondheid. Door dood of fatale misverstanden verliest hij zijn beste vrienden. Pruisische soldaten bezetten zijn huis tijdens de oorlog van 1870, en zijn moeder sterft in 1872. Na haar dood, kreeg hij financiële problemen. Vanaf dan wordt hij verpleegd door zijn nicht, mevrouw Caroline Commonville. Hij onderhoudt vriendschappelijke banden met George Sand, en ziet nu en dan zijn Parijse kennissen zoals Zola, Alphonse Daudet, Toergenjev en de Goncourts, maar dat weerhoudt hem er niet van om zich troosteloos en melancholisch te voelen. Hij houdt echter niet op om met dezelfde intensiteit te blijven schrijven.

Flaubert had vanwege zijn levensstijl gedurende het grootste deel van zijn leven last van geslachtsziekten (syfillis). Zijn gezondheid nam hierdoor snel af.
Gustave overleed op 8 mei 1880 op 58-jarige leeftijd aan een hersenbloeding en werd, naast de autheur Marcel Duchamp, begraven in de grafkelder op de begraafplaats in Rouen Normandie (Frankrijk).

Een monument voor hem door Henri Chapu werd onthuld in het museum van Rouen (zijn geboortehuis).gustave_flaubert_monument_rouen

Belangrijkste werk
•    1842 November
•    1857 Madame Bovary
•    1862 Salammbô
•    1869 L'éducation sentimentale
•    1874 La Tentation de Saint Antoine
•    1877 Trois contes
•    1881 Bouvard et Pécuchet (postuum uitgegeven)
•    1911 Dictionnaire des idées reçues (postuum uitgegeven)

 

Henry James

Henry James ( 15 april 1843 - 28 februari 1916) henry_james

Henry James was een Amerikaans romanschrijver die wordt beschouwd als een van de sleutelfiguren uit het realisme in de literatuur.

James werd geboren in New York City in een welgestelde familie. Zijn vader, Henry James sr., was een van de bekendste intellectuelen in midden van de 19de-eeuwse Amerika. In zijn jeugd reisde James heen en weer tussen Europa en Amerika. Hij studeerde met docenten in Genève, Londen, Parijs, Bologna, en Bonn.

Henry James was de zoon van Henry James sr. en de jongere broer van psycholoog en filosoof William James. Hij had tevens een zus, Alice James genaamd, een dagboekschrijfster. Hij groeide op in een intellectueel milieu van filosofen en politici die vrienden of bekenden van zijn vader waren. Hieronder waren mensen als Henry David Thoreau, Nathaniel Hawthorne en Ralph Waldo Emerson. Zodra zijn vriendin, de schrijfster Edith Wharton, in het geheim een koninklijk voorschot van $ 8.000 voor hem regelde voor “The Ivory Tower (vert. De ivoren toren) (1917), bleek het geld eigenlijk vanuit de rekening van de uitgever te komen. Toen Wharton hem een brief stuurde en haar beklag deed over haar ongelukkige huwelijk, antwoordde James: "Blijf de bewegingen van het leven maken."
Toen James nog jong was reisde hij al door Europa. Hij kreeg les van een huisonderwijzer in Parijs, Londen, Bologna, Bonn en Genève. Toen hij 19 jaar was, begon hij aan een rechtenstudie aan Harvard. Hij heeft deze studie niet afgemaakt. Hij was meer geïnteresseerd in literatuur en verdiepte zich in de Engelse, Duitse, en Franse literaire klassiekers en het bestuderen van de wet. Ook las hij de Russische schrijvers.

James publiceerde zijn eerste korte verhaal, een tragedie van Error, op de leeftijd van 21, en wijdde zich aan de literatuur en schrijft voor o.a. de Atlantic Monthly.
Van jongs af aan leest hij de klassiekers van het Engels, Amerikaanse, Franse en Duitse literatuur en Russische klassiekers in de vertaling. Zijn eerste roman, Watch en Ward (1871), werd geschreven tijdens een reis door Venetië en Parijs. Na een verblijf in Parijs, waar hij een medewerker was bij de New York Tribune, verhuisde James naar Engeland in 1876, eerst in Londen en daarna in Rye, Sussex. Tijdens zijn eerste jaar in Europa schreef James romans - die Amerikanen in het buitenland wonen - portretteerden. In 1905 bezocht James Amerika voor het eerst in vijfentwintig jaar, en schreef "Jolly Corner".

Onder James zijn meesterwerken vallen o.a. Daisy Miller (1879); waarin de gelijknamige hoofdpersoon, de jonge en onschuldige American Daisy Miller, haar waarden vind in strijd met de Europese verfijning, en “Portrait of a Lady” (het portret van een dame, 1881), waarin een jonge Amerikaanse vrouw vindt dat haar opvoeding haar slecht heeft voorbereid op twee sluwe Amerikaanse ex-patriotten tijdens haar reizen in Europa. De Bostonians (1886) speelt zich af in het tijdperk van de opkomende feministische beweging. What Maisie Knew (1897) toont een preadolescent meisje dat moet kiezen tussen haar ouders en een moederlijke oude gouvernante. In The Wings of the Dove (de vleugels van de duif, 1902)  vernietigt een erfenis de liefde van een jong stel. James beschouwd De Ambassadeurs (1903) zijn meest "perfecte" kunstwerk. James meest beroemde korte verhaal is The Turn of the Screw, een spook verhaal waarin een gouvernante geobsedeerd wordt door een corrupte kindertijd. Hoewel James het meest bekend is door zijn romans, zijn essays zijn het aantrekkelijkste voor een meer algemeen publiek.

James bracht de grootste tijd van zijn leven door in Europa waar ook de meeste van zijn romans zich afspelen. Aan het einde van zijn leven werd hij Brits staatsburger (een jaar voor zijn dood). Hij was teleurgesteld in de Verenigde Staten vanwege het feit dat ze zich niet mengden in de Eerste Wereldoorlog en drukte op deze wijze zijn verbondenheid uit met zijn nieuwe vaderland. James is drager van de Britse onderscheidingsorde Order of Merit.
Henry's romans worden beschouwd als realistisch, maar hij heeft zich laten beïnvloeden door uiteenlopende genres: reisverhaal (Italian Hours), spookverhaal (The Turn of the Screw) en de detective (The Aspern Papers). Zijn taalgebruik kan worden gekarakteriseerd als complex en poëtisch, maar zijn kortere verhalen zijn eenvoudiger en eenduidiger dan zijn langere werken.

Henry James beschouwde zelf The Ambassadors als zijn beste roman, al delen critici niet altijd zijn mening. Zijn bekendste roman is waarschijnlijk The Portrait of a Lady. Het verhaal gaat over de Amerikaanse vrouw Isabel Archer die net in Europa gearriveerd is en op zoek gaat naar haar toekomst in het aanlokkelijke Italië. De romans van James worden vaak gezien als maatschappijkritiek en zetten de Old World (Europa) vaak tegenover de New World (Verenigde Staten). Hierbij staat de Oude Wereld voor een aanlokkelijke, artistieke, corrumperende maatschappij, terwijl de mensen in de Nieuwe Wereld open, assertief en kil zijn.

Aan het eind van de 20e eeuw zijn er verschillende boeken van Henry James verfilmd. In 1968 werd The Portrait of a Lady verfilmd voor televisie. Merchant Ivory Productions maakte wittedoekversies van The Europeans (1979) en The Bostonians (1984). The Portrait of a Lady werd in 1996 opnieuw verfilmd door Jane Campion met in de hoofdrollen Nicole Kidman en John Malkovich.
henry_james_lamb_house_rye
Daarnaast is het boek The Turn Of The Screw zelfs bewerkt tot een opera door Benjamin Britten in 1954.

The Lamb House in Rye, East Sussex, waar James woonde vanaf 1897.

James kreeg een beroerte op 2 december 1915. Hij stierf drie maanden later in Rye op 28 februari 1916. Henry James werd gecremeerd in het Golders Green Crematorium en zijn as werd bijgezet in Cambridge, Massachusetts.henry_james_grafsteen

Twee romans, De Ivoren Toren en het gevoel van het verleden (1917), werden na zijn dood uitgegeven.

Zijn werken:
•    Roderick Hudson (1875)
•    The American (1877)
•    Daisy Miller (1878)
•    The Europeans (1878)
•    The Portrait of a Lady (1881)
•    Washington Square (1881)
•    A Little Tour in France (1884)
•    The Bostonians (1886)
•    The Princess Casamassima (1886)
•    The Aspern Papers (1888)
•    The Tragic Muse (1890)
•    Guy Domville (1895)
•    The Altar of the Dead (1895), novelle, in 1978 verfilmd door François Truffaut als La Chambre verte
•    The Spoils of Poynton (1897)
•    What Maisie Knew (1897)
•    The Turn of the Screw (1898)
•    In the Cage (1898)
•    The Awkward Age (1899)
•    The Wings of the Dove (1902)
•    The Ambassadors (1903)
•    The Beast in the Jungle (1903)
•    The Golden Bowl (1904)
•    English Hours (1905)
•    The American Scene (1907)
•    Italian Hours (1909)

Jane Austen

 

Jane Austen (16 december 1775 -  18 juli 1817) Jane Austen


Jane Austen werd geboren in Steventon (Hampshire - Engeland) en was een zeer begaafd schrijfster, wiens boeken gesitueerd in het Engelse middel- en  society klasse, deze boeken zijn opmerkelijk door haar humor, sociale observaties en inzichten in het leven van de begin 19e eeuwse dames.

Jane was een van de acht kinderen van een predikant en groeide op in een hechte familie in de lagere regionen van de Engelse adel. Ze begon in haar tienerjaren te schrijven. In 1801 verhuisde de familie naar Bath. Na het overlijden van Jane’s vader in 1805 verhuisde Jane, haar zus Cassandra en hun moeder meerdere malen om uiteindelijk in Chawton – nabij Steventon terecht te komen.
Jane’s broer Henry heeft haar geholpen met de onderhandelingen met een publicist en haar eerste roman “ Sense & Sensibility” (verstand en gevoeligheid), dat in 1811 verscheen. Haar volgende roman “Pride and Prejudice (Trots en vooroordeel), welke ze zelf omschreef als haar ‘eigen kind’ ontving veel lovende recensies. Mansfield Park werd in 1814 uitgebracht en hierna kwam Emma in 1816 uit.
Emma werd opgedragen aan de Prince Regent, een bewonderaar van haar werk. Alle romans van Jane Austen zijn anoniem gepubliceerd.

De ouders van Jane Austen, William George Austen (1731-1805) en zijn vrouw Cassandra (1739-1827), stamden uit adellijke families met aanzien. George stamde uit een familie van wolfabrikanten die door hun beroep waren opgeklommen tot een positie binnen de lagere rangen van de landadel. Cassandra was een lid van de prominente familie Leigh, een baronet uit Stoneleigh. Ze trouwden op 26 april 1764 in Bath. Van 1765 tot 1801, dus gedurende een groot deel van Jane's leven, diende vader George als predikant in de anglicaanse parochies van Steventon, Hampshire, en een nabijgelegen dorp. Van 1773 tot 1796 vulde hij zijn inkomsten aan met landbouw en door steeds drie à vier jongens tegelijk te onderwijzen en in de kost te nemen.

Austens familie bestond uit zes broers (James (1765-1819), George (1766-1838), Edward (1767-1852), Henry Thomas (1771-1850), Francis William (Frank) (1774-1865), Charles John (1779-1852)) en een zus, Cassandra Elizabeth (1773-1845), die net als Jane ongehuwd bleef. Cassandra was Austens beste vriendin en vertrouwelinge gedurende haar leven. Van haar zes broers had Jane de beste band met Henry, die later bankier werd en, nadat zijn bank failliet ging, een Anglicaanse predikant. Henry was ook de literair agent van zijn zuster. Binnen zijn grote vrienden- en kennissenkring uit Londen bevonden zich bankiers, handelaars, uitgevers, schilders en acteurs, en hij gunde Jane op die manier een kijkje in een sociale omgeving die normaliter voor haar onzichtbaar zou zijn gebleven vanuit de kleine parochie in het landelijke Hampshire.

Jane's broer George ging al op jonge leeftijd het huis uit en woonde bij een plaatselijke familie, omdat, zoals biograaf Le Faye beschrijft, George "geestelijk abnormaal" was en "onderhevig aan aanvallen". Hij was mogelijk ook doofstom. Charles en Frank dienden bij de marine en bereikten beiden de rang van admiraal. Edward werd geadopteerd door zijn neef Thomas Knight. Hij erfde zijn landgoed en nam in 1812 ook zijn naam aan.

Jane is altijd ongehuwd gebleven al was er wel een grote liefde in haar leven, Tom Lefroy, een neef van haar buren in Steventon. Uit haar brieven aan Cassandra bleek dat beide veel tijd met elkaar door brachten. Omdat beide echter niet over geld beschikken wordt een huwelijk niet praktisch geacht. Tom vertrekt weer naar Londen voor een studie als advocaat, ze zullen elkaar nooit meer zien.

In 1816 verslechterde Jane’s gezondheid, waarschijnlijk door de ziekte van Addison. De ziekte van Addison is een afwijking van de bijnieren, waardoor hormonen te weinig worden aangemaakt en staat bekend als een auto-immuunziekte.  Ze reisde hiervoor naar Winchester voor behandelingen en overleed hier op 18 juli 1817. Twee verdere romans ‘ Persuasion’ en Northanger Abbey werden postuum gepubliceerd in 1818 en een laatste roman bleef onafgemaakt. Deze laatste roman kreeg uiteindelijk de titel Sanditon.

Slechts enkele persoonlijke brieven en brieven van haar familie zijn bewaard gebleven (naar schatting slechts 160 van de 3000 brieven). Haar zus Cassandra, aan wie de meeste brieven oorspronkelijk waren gericht, verbrandde het grootste deel van Jane's brieven en censureerde het kleine aantal dat wel bewaard bleef. Andere brieven werden vernietigd door de erfgenamen van Admiraal Francis Austen, Jane's broer.
Het meeste van het biografische materiaal dat in de eerste vijftig jaar na haar dood werd geschreven kwam van haar familieleden en geeft een subjectief beeld weer van de familie ten gunste van "de aardige en rustige tante Jane".

Haar leven werd beschreven en verfilmd, in onder meer de film Becoming Jane met Anne Hathaway in de hoofdrol. Haar boeken werden in veel talen vertaald en verfilmd.

Jane_Austen-Grafsteen

Haar werken:

  • Sense and Sensibility
  • Pride and Prejudice
  • Mansfield Park
  • Emma
  • Persuasion
  • Northanger Abbey

 

Enkele nog interessante sites over Jane::

http://nl.wikipedia.org/wiki/Jane_Austen

http://www.janeausten.nl/

http://www.janeausten.co.uk/

http://www.janeausten.org/

Lucy Gannon

Lucy Gannon (geboren in 1948) is een Britse toneelschrijfster en televisie schrijfster en producente.lucy gannon

Lucy Gannon werkte ooit als militair politieagente, een residentiële maatschappelijk werkster, evenals een verpleegkundige en woonde in een gemeentehuis zonder centrale verwarming. Nu woont ze in een verbouwde schuur, in Derbyshire, en is een van de meest gewilde tv-schrijfsters die er zijn!

Ze begon in 1987, door aan de Richard Burton Award voor New Playwrights deel te nemen. Voor haar inzending, “Keeping Tom Nice”, over een gehandicapte jongen wiens vader zelfmoord pleegt, ontving zij de Award en een zes maanden durende “writer-in-residence” een interne opleiding bij de Royal Shakespeare Company.

In 1988 werd “Keeping Tom Nice” opgevoerd in het Almeida Theatre in Londen, en werd in 1989 opgenomen als een BBC TV Scenario met in de hoofdrol Linus Roache.
De eerste van 82 afleveringen van Soldier, Soldier met in de hoofdrollen Robson Greene en Jerome Flynn werd vertoond in 1991, twee jaar later gevolgd door Peak Practice, die 152 afleveringen liep (meer dan 10 jaar) en was gebaseerd op/en lokaal gefilmd. 'Ik heb zeer goede herinneringen aan Wirksworth toen we begonnen met het maken van die reeks,' zegt Lucy, 'dat was waarschijnlijk mijn gelukkigste tijd in Derbyshire.'
Haar andere langlevende tv-drama, Bramwell, met Jemma Redgrave als een baanbrekende arts in de late 19de eeuw, was een ander populair succes van 17 afleveringen, en is een favoriet van Lucy.

Vele prijzen zijn op het pad van Lucy gekomen, inclusief de Susan Blackburn prijs voor de vrouwelijke toneelschrijvers Engelse Taal in 1990, de Prix Europa, de vrouw in Televisie Award en een BAFTA Cymru plus een felbegeerde MBE.

Lucy, is echter niet zeer bezorgd over prijzen, en merkt op dat ze niet schrijft voor critici of lofbetuigingen. Ze schrijft over situaties die zij kent. De mensen die kijken en de Commissie waardeert me.'
Gannon heeft een uitpuilende portfolio van succesvolle single drama's, met inbegrip van “Dad”, “Tender Loving Care” waarin Dawn French een moordende verpleegster speelt, “Trip Trap”, “The Gift”, en “Big Cat”.

Lucy Gannon heeft kritiek op de BBC, bewerende dat vertragingen bij de te filmen programma’s, schrijvers en producenten bedreigen.

In 2010 is haar toneelstuk “Broken Hearted” in première gegaan in het Derby Theater (voorheen Derby Playhouse).


Toneelstukken;
•    Broken Hearted, 2010
•    Keeping Tom Nice. Josef Weinberger Plays. 15 Jun 1990. ISBN 9780856761461.
•    Tender Loving Care
•    Dancing Attendance, 1990
•    A Dog Barking, 1988
•    Janet And John, 1988
•    Raping The Gold, 1988
•    Wicked Old Nellie, 1987

TV-series;
•    "The Children" (2008) TV mini-series (writer)
•    "Wild at Heart" (1 episode, 2007) (writer)
•    "Dad" (2005) (TV) (writer) [3]
•    "Blue Dove" (2003) TV mini-series (creator) (writer)
•    "Servants" (2003) TV series (unknown episodes)
•    Plain Jane (2002) (TV) (writer)
•    "Hope & Glory" (1 episode, 2000)
•    Pure Wickedness (1999) (TV) (writer)
•    Big Cat (1998) (TV) (writer)
•    The Gift (1998) (TV) (writer)
•    "Bramwell" (17 episodes, 1995–1998)
•    Trip Trap (1996) (TV) (writer)
•    "Peak Practice" (15 episodes, 1993–1994)
•    "Screen One" (1 episode, 1993)
•    "Soldier Soldier" (11 episodes, 1991–1992
•    A Small Dance (1991) (writer)
•    Testimony of a Child (1989) (TV) (screenplay)

Philip Pullman

Philip Pullman (geboren 19 oktober 1946) philip-pullman

Philip Pullman is een Brits schrijver van jeugdliteratuur. Zijn bekendste werk is de trilogie His Dark Materials. De driedelige serie werd in het Nederlands gepubliceerd als Het Gouden Kompas, bestaande uit Het Noorderlicht, Het listige mes en De amberkleurige kijker.

Philip Pullman werd in 1946 in Norwich (Engeland) geboren als zoon van een luchtmachtofficier. Door het beroep van zijn vader en later zijn stiefvader, die ook in het leger diende, reisde hij in zijn vroege jeugd de hele wereld over. Op zijn elfde keerde hij terug naar het Verenigd Koninkrijk en woonde in Noord-Wales.

Na de middelbare school ging Pullman Engels studeren aan het Exeter College in Oxford. Na zijn afstuderen heeft hij vanaf zijn 25e twaalf jaar lang lesgegeven aan middelbare scholen in Oxford. Hier begon hij met het schrijven van kinderboeken. In 1986 ging hij parttime college geven aan het Westminster College over de Victoriaanse roman en volksverhalen. Na acht jaar is hij uiteindelijk met doceren gestopt om zich volledig op het schrijven te richten. Pullman is erelid van de National Secular Society.

Pullmans eerste boek voor kinderen was Count Karlstein dat in 1982 werd gepubliceerd. In 1986 verscheen The Ruby in the Smoke (vert. Het Raadsel van de Robijn) over de avonturen van Sally Lockhart. Er zouden later nog drie Sally Lockhart-boeken volgen.

Pullman schreef tot op heden meer dan twintig jeugdromans en korte verhalen, maar brak internationaal door met de bestsellerserie His Dark Materials (vert. Het Gouden Kompas). De trilogie werd in meer dan twintig talen uitgebracht en leverde Pullman verschillende prijzen op. Voor het laatste deel, The Amber Spyglass (vert. De Amberkleurige Kijker), ontving hij in 2000 de Whitbread Prize voor het beste boek van het jaar, die nog nooit eerder aan een kinderboekenauteur werd uitgereikt. Van de trilogie Het Gouden Kompas werden wereldwijd meer dan tien miljoen exemplaren verkocht. De populariteit van de reeks was aanleiding voor een bewerking voor theater en een verfilming door filmmaatschappij New Line Cinema (de producent van o.a. The Lord of The Rings-films).

In de lente van 2007 wist een aantal Nederlandse studenten van het jonge bedrijf Dynamic Entertainment de filmrechten van De vlindertatoeage te bemachtigen. Pullman was onder de indruk van hun presentatie en verleende zijn medewerking aan de verfilming. De studenten wisten de film in slechts drie dagen te financieren.

Het boek Het Noorderlicht is ook verfilmd en verscheen in december 2007 in de bioscopen onder de naam The Golden Compass. De film had een gemengde ontvangst, maar ontving wel een Academy Award voor de beste visuele effecten.

De BBC maakte televisieseries van I was a Rat!, The Scarlet Slippers en de eerste twee delen van de Sally Lockhart-serie.

In Nederlandse vertaling zijn verschenen:
•    1989 De robijn in de rook (Sally Lockhart) (oorspr. The Ruby in the Smoke - 1987)
•    1996 Het Noorderlicht (oorspr. The Golden Compass (VS) / Northern Lights (VK) - 1995) Carnegie Medal 1995
•    2002 Het listige mes (oorspr. The Subtle Knife - 1997)
•    2002 De amberkleurige kijker (oorspr. The Amber Spyglass - 2000)
•    2003 Het raadsel van de robijn : een Sally Lockhart-mysterie (oorspr. The Ruby in the Smoke - 1987)
•    2004 De schaduw in het noorden : een Sally Lockhart-mysterie (oorspr. The Shadow in the North - 1987)
•    2006 De tijger in de put : een Sally Lockhart-mysterie (oorspr. The Tiger in the Well - 1991)
•    2004 Aladdin en de wonderlamp (oorspr. Aladdin and the Enchanted Lamp - 2004)
•    2005 De vogelverschrikker en zijn knecht (oorspr. The scarecrow and his servant - 2004)
•    2007 De tinnen prinses : een Sally Lockhart-mysterie (oorspr. The tin princess - 1994)
•    2008 De vlindertatoeage (oorspr. The butterfly Tattoo - 1992)

 

RD Blackmore

Richard Doddrigde Blackmore (7 juni 1825 - 20 januari 1900) rdblackmore

Richard Doddridge Blackmore, het meest genoemd als RD Blackmore, was een van de beroemdste Engels romanschrijvers van de tweede helft van de negentiende eeuw. In de loop van zijn carrière, bereikte Blackmore een nauwe groep volgelingen over de hele wereld. Hij won literaire verdiensten en bekendheid met zijn levendige beschrijvingen en personificatie van het platteland. Een west Engelse achtergrond delend met Thomas Hardy en een sterk gevoel van de regionale vermelding in zijn werk. Bekend om zijn oog voor en medeleven met de natuur, beschreven critici van de tijd dit als een van de meest opvallende kenmerken van zijn werken.

Blackmore, vaak genoemd als de "Laatste Victoriaan", fungeerde als een pionier van de nieuwe romantische beweging in fictie dat voortgezet werd met Robert Louis Stevenson en anderen. Er wordt gezegd wat hij heeft gedaan voor Devon wat Sir Walter Scott deed voor de Highlands en Hardy voor Wessex. Blackmore wordt omschreven als "trots, verlegen, terughoudend, wilskrachtig, zachtaardig en egocentrisch."

RD Blackmore werd geboren op 7 juni 1825 te Longworth in Berkshire (nu Oxfordshire), een jaar na zijn oudere broer Hendrik (1824-1875), waar zijn vader, John Blackmore, de predikant van de parochie was. Zijn moeder overleed een paar maanden na zijn geboorte – zij was een slachtoffer van een uitbraak van tyfus die had plaatsgevonden in het dorp. Na dit verlies werd Richard Blackmore meerdere malen verplaatst naar Bushey, Herts, daarna naar zijn geboorteland Devon, waarin eerst naar Kings Nympton, dan Culmstock, Tor Mohun en later naar Ashford, in dezelfde provincie.

Richard werd opgenomen door zijn tante, Mary Frances Knight, en na haar huwelijk met ds. Richard Gordon, verhuisde hij met haar naar de Elsfield pastorie, in de buurt van Oxford. Zijn vader hertrouwde in 1831, waarna Richard terug keerde om bij hem te leven. Hij bracht een groot deel van zijn jeugd door in het weelderige en pastorale "Doone Country" van Exmoor, en langs de Badgworthy Water (waar er nu een gedenksteen ter ere van Blackmore te vinden is), leerde Blackmore van het land te houden dat hij vereeuwigde in Lorna Doone.

Hij werd als kind gepest op school, en hij had geen goede gezondheid, maar deed het goed toen hij klassieke literatuur studeerde aan de Oxford University en studeerde af op de leeftijd van tweeëntwintig. Twee jaar later, ging Blackmore rechten studeren in Londen. Hoewel hij gekwalificeerd is om een advocatenpraktijk te runnen, belette zijn slechte gezondheid dit hem te doen. In plaats daarvan wendde hij zich tot lesgeven.

RD Blackmore is beroemd om zijn roman Lorna Doone, een romantisch avontuur. Hij schreef meer dan een dozijn romans die hem een belangrijke schrijver van het Engels platteland maakte. Lorna Doone werd een van de meest populaire boeken van Groot-Brittannië in de tweede helft van de jaren 1800. Dit verhaal spreekt nog steeds tot de verbeelding, het is inmiddels verfilmd, tot een tv-serie omgezet, en een komische illustratie geworden. Het boek was slechts zijn vierde gepubliceerde werk. Het kwam pas uit toen hij al 44 was. Deze roman is een verhaal van bandieten, struikrovers, moord en smokkel. Het is ook een verhaal van romantiek, met een liefde vol wendingen. Het werd opgezet in de late jaren 1600.

Hoewel erg populair in zijn tijd, werd Blackmore's werk grotendeels genegeerd. Helaas is zijn hele oeuvre uit de publicatie verdwenen, behalve zijn roman Lorna Doone dat een aanzienlijke voortdurende populariteit genoot. Als gevolg hiervan berust zijn reputatie vooral op dit romantische werk, ondanks het feit dat het niet zijn persoonlijk favoriet was.

In 1837, begon Blackmore op Blundell's School in Tiverton. Hij muntte uit in klassieke studies, en won later een beurs voor de Universiteit van Oxford, waar hij zijn diploma behaalde in 1847. Tijdens een vakantie deede hij zijn eerste poging in het schrijven van een roman. Dit was het begin van de Maid of Sker – dat hij pas vele jaren later voltooide, en dat uiteindelijk gepubliceerd werd in 1872.

Na het verlaten van Oxford en enige tijd als een prive-leraar gewerkt te hebben, besloot Blackmore een carrière in de wet op te nemen. Hij ging naar de Middle Temple in 1849 en werd tot de balie geroepen in 1852. Zijn slechte gezondheid weerhield hem om hier een full-time beroep te uit voort te zetten en nam in 1854 de functie aan van klassieke meester in het Wellesley House Grammar School, Hampton Road, Twickenham.

In latere jaren werd dit de Metropolitan en het Politie weeshuis van London en vervolgens Fortescue House School. Kort na deze functie te aanvaarden, verhuisde hij van Londen naar nr. 25 Lower Teddington Road, Hampton Wick - waar hij woonde totdat hij verhuisde naar zijn nieuwe huis in Teddington.
Blackmore is getrouwd op 8 november 1853 te Trinity Church, Holborn met Lucy Maguire. Zij was 26, een rooms-katholieke en enigszins delicate dame, waardoor wordt aangenomen dat ze nooit kinderen hebben gehad. Ze waren allebei dol op de vier kinderen van haar zus Agnes, die ook vaak bij ze logeerden. Ze hielpen met hun onderwijs, de Blackmores hebben Eva aangenomen toen ze 7 was. Dit werd door de zus van Blackmore als een 'gelukkig huwelijk omschreven."

Toen hij 32 werd veranderde zijn leven. In september 1857, overleed Blackmore's oom, ds. HH Ridder, rector van Neath, en liet zijn neef een som geld waarmee hij een lang gekoesterde droom kon realiseren, namelijk het bezitten van een huis op het platteland omsloten door een grote tuin. Blackmore's vader moedigde hem aan en hielp hem om het plan tot uitvoering te brengen.
Het land dat hij uitkoos werd een 16-hectare (65.000 m2) kavel in Teddington die Blackmore had gezien en al bewonderde. Hier bouwde hij zijn nieuwe huis – dit werd voltooid in 1860 - waarin hij voor de rest van zijn leven leefde. Hij noemde het 'Gomer House' naar een van zijn favoriete honden, een Gordon Spaniel. In het uitgestrekte terrein creëerde hij een 11-hectare (45.000 m2) Market Garden, gespecialiseerd in de teelt van groenten. Het land werd omringd door hoge muren die dieven buiten dienden te houden en hielp met het rijpen van vruchten. Zijn kennis van de tuinbouw was uitgebreid, maar omdat hij niet over de nodige zakelijke kennis beschikte, was de tuin geen lucratieve onderneming.
Op het moment dat Blackmore naar Teddington kwam, waren de spoorwegen nog niet aanwezig in zijn rustige landelijke sfeer. Het duurde niet lang, toen de plannen voor de aankoop van grond en de aanleg van spoorwegen bekend werden. In 1868, won Blackmore een strijd tegen de vorderingen op zijn eigendom van de London-en Zuid-Western Railway Company, maar hij was niet in staat om de bouw van het station te voorkomen, vrijwel direct tegenover zijn woning.

De gezondheid van zijn vrouw begon te verslechteren en werd kritisch tegen het begin van januari 1888, zij stierf aan het eind van die maand. De begrafenis vond plaats op 3 februari 1888 in de Teddington Parochiekerk, en ze werd begraven in Teddington begraafplaats. Na haar dood werd Blackmore verzorgd door haar nichtjes, Eva en Adalgisa Pinto-Leite. Blackmore stierf op Teddington op 20 januari 1900 na een lange en pijnlijke ziekte, en werd op zijn verzoek naast zijn vrouw begraven.

Zijn laatste brief was aan zijn zuster Ellen, die eveneens werd getroffen door een terminale ziekte. Blackmore ontroerende en eindigde zijn korte Kerstbrief van 1899 als volgt:  “Ik ben weggevallen tijdens de laatste maand, na hardnekkige koude rillingen, niets te eten noch te drinken, noch te spreken. Al mijn energie en geest worden teruggedrongen, en vaak weet ik niet waar ik ben. - E. & D. vergezel mij in liefde, voor altijd PS de vorst komt eraan, vrees ik – dit bevalt mij helemaal niet..”

Na zijn dood op 74-jarige leeftijd, werd een drukbezochte begrafenis in Teddington Cemetery gehouden, uitgevoerd door zijn oude vriend, de eerwaarde Robert Borland.

Vier jaar na zijn dood, in april 1904 werd een monument voor hem opgericht in Exeter Cathedral. Een verkleinde kopie van het monument werd ook bevestigd in Oare Kerk. rd_blackmore_memorial

Blackmore's twee nichtjes bleven wonen in Gomer Huis; Amelia overleed in 1911 en werd ook begraven in het Blackmore familiegraf. In oktober 1938 was er een veiling van alle inhoud van het huis, Blackmore’s eigen bibliotheek met zijn eerste edities van zijn werken. Het huis zelf werd later gesloopt en Doone Close, Blackmore's Grove en Gomer tuinen werden gebouwd, verwijzend naar de schrijver in associaties met Teddington. Blackmore's Market Garden is nu het gebied tussen het huidige Station Road en Field Lane.

Zijn werken;
•    Poems by Melanter (1854)
•    Epullia (1854)
•    The Bugle of the Black Sea (1855)
•    The Fate of Franklin (1860)
•    Farm and Fruit of Old (1862)
•    Clara Vaughan (1864)
•    Craddock Nowell (1866)
•    Lorna Doone (1869)
•    The Maid of Sker (1872)
•    Alice Lorraine (1875)
•    Cripps the Carrier (1876)
•    Erema (1877)
•    Mary Anerley (1880)
•    Christowbell (1882)
•    Sir Thomas Upmore (1884)
•    Springhaven (1887)
•    Kit and Kitty (1890)
•    Perlycross (1894)
•    Fringilla (1895)
•    Tales from a Telling House (1896)
•    Dariel (1897)

 

Stendhal

Stendhal - pseudoniem van Marie-Henri Beyle (23 januari 1783 - 23 maart 1842) stendhal

Stendhal, pseudoniem van Marie-Henri Beyle was een 19e-eeuwse Franse romantische schrijver die in zijn werk zowel romantische als realistische invloeden verenigde. Zijn bekendste romans zijn La Chartreuse de Parme en Le Rouge et le Noir, die beide autobiografische elementen bevatten. In beide romans vertonen de hoofdfiguren karakteristieken van Stendhal zelf. Zijn romans worden gekenmerkt door een vrij droge, korte stijl, mede door het feit dat Stendhal gekant was tegen elke vorm van literaire bladvulling. Het realisme in Stendhals romans uit zich dan ook niet door uitvoerige beschrijvingen zoals bij Honoré de Balzac, maar eerder in het feit dat Stendhal zich voor het basisgegeven van zijn verhaal baseerde op een waargebeurd feit (wat hij bestempelde als "être vrai"). In de meeste romans staat het thema van de liefde centraal en meer bepaald het procedé van verliefd worden, wat hij heeft omschreven als "kristallisatie".

Stendhal werd geboren te Grenoble, rue des Vieux Jésuites (vandaag de dag rue Jean-Jacques Rousseau) in een gegoede royalistische familie die behoorde tot de lokale burgerij. Zijn vader, Chérubin Beyle, was advocaat in het parlement van de Dauphiné. Henriette Gagnon, Stendhals moeder, die hij aanbad, overleed op 23 november 1790, hetgeen een grote indruk naliet op de jonge man. Vanaf dat moment werd in zijn opvoeding voorzien door zijn vader, zijn tante en, vanaf 1792, zijn leermeester, abbé Raillane. Stendhal verteerde deze voogdij slecht en had een onprettige kindertijd in een duffe provinciestad. Zijn enige vriendin was zijn jongere zus Pauline, met wie hij een constante correspondentie aanhield.

Uiteindelijk zocht hij zelfs toevlucht bij zijn grootvader van moederskant, dokter Gagnon. Deze liet hem kennismaken met de ideeën van vrijheid van de filosofen der verlichting als gevolg van de Franse Revolutie, waarvan Stendhal trouwens een zeer gepassioneerd toeschouwer was. Hij verzette zich tegen zijn conformistische en formeel-christelijke familie en studeerde vanaf 1796 wiskunde aan de École Centrale de l'Isère te Grenoble. Stendhal zocht zijn toevlucht in de rechtlijnige wiskunde. Op school werd hij beïnvloed door republikeinse en antiklerikale denkbeelden en werd hij ook aanhanger van de sensualistische filosofie van de School van Condillac. In oktober 1799 ging Stendhal naar Parijs om toelatingsexamen voor de École polytechnique te doen. Hij zag daar echter van af en werd dankzij zijn neef, graaf Pierre Daru, tewerkgesteld bij het ministerie van Oorlog. In mei 1800 ging hij in dienst bij het Italiaanse leger van Napoleon. Zo ontdekte hij tot zijn grote genoegen Italië en met name Milaan.

Het legerbestaan begon Stendhal echter al gauw te vervelen en in 1802 nam hij ontslag uit het leger. Hij keerde terug naar Parijs om zich daar met zijn nieuwe zakelijke en literaire ambities bezig te houden. Hij bezocht het Théâtre-Français, waar hij de jonge actrice Mélanie Guilbert ontmoette. In 1805 volgde hij haar naar Marseille om er een makelaarskantoor en een handel in koloniale voedingswaren te beginnen. Door gebrek aan motivatie werd dit geen groot succes. Ook zijn literaire aspiraties leidden tot niets.

Hij keerde terug naar Parijs en ging, opnieuw met steun van zijn neef Pierre Daru, in staatsdienst, ditmaal in de huishoudelijke dienst van het leger, het Grande Armee van de keizer. Hij oefende zijn functie uit in Brunswijk als militair administrateur en vanaf 1809 in Oostenrijk. De winstgevende baan als leverancier van het leger zorgde ervoor dat hij een leven als dandy kon leiden. Bij zijn terugkeer naar Parijs in 1810 werd Stendhal benoemd tot auditeur bij de Raad van State (Conseil d’État) en iets later tot inspecteur van de roerende goederen en gebouwen van de Kroon. In augustus 1811 vertrok hij weer naar Milaan. Tijdens zijn eerste verblijf in de stad werd hij de minnaar van Angela Pietragua, een jongedame die hij al in 1800 had leren kennen. In 1812 werd Stendhal opgeroepen voor het leger van de keizer en nam hij deel aan Napoleons veldtocht naar Rusland. Zo was hij in augustus 1812 getuige van de brand die Moskou verwoestte. De uiteindelijke nederlaag van Napoleon in 1814 liet Stendhal berooid en zonder baan achter.

Stendhal verhuisde daarop naar Milaan. Tijdens Napoleons korte terugkeer naar Frankrijk schreef hij zijn eerste werk Vie de Haydn, de Mozart et de Métastase, onder het pseudoniem Louis César Alexandre Bombet. Tijdens de jaren die volgden maakte Stendhal meerdere reizen door Italië en bezocht hij de grote kunststeden. In Milaan nam hij deel aan het mondaine leven en ging hij vaak naar La Scala. Hij werd tijdens deze periode ook verliefd: op Matilde Viscontini, de echtgenote van generaal Dembowska, die hem echter afwees. In 1817 publiceerde hij Histoire de la peinture in Italie en vervolgens in Rome, Napels en Florence, dit onder het pseudoniem Stendhal. Doordat hij vaak vertoefde in liberale kringen kwam Stendhal in 1821 onder de groeiende verdenking van de Oostenrijkse politie te staan, die hem uiteindelijk beschuldigde van spionage en van sympathie voor de carbonari, een geheim politiek genootschap in Italië.
Uiteindelijk werd Stendhal gedwongen om Milaan te verlaten en in juni 1822 terug te keren naar Parijs.

Stendhal was nu verplicht om in zijn dagelijks brood te voorzien met zijn schrijverswerk aangezien hij de erfenis van zijn vader er al door had gejaagd. Hij publiceerde De l’Amour in 1822 als een soort dagboek van zijn liefde voor Matilde Viscontini, samen met enkele overpeinzingen over de liefde zelf. In 1823 verschenen La Vie de Rossini en Racine et Shakespeare, een verdediging van de Romantiek. Hiermee nam Stendhal deel aan de strijd tussen de klassieken en de romantici. Stendhal schreef eveneens een kroniek van de artistieke gebeurtenissen van zijn tijd in de krant Le Journal de Paris. Daartoe bezocht hij de salons van de Franse hoofdstad. Zo bouwde hij een vriendschap op met de schilder Eugène Delacroix.

Stendhals liefdesleven was tijdens deze jaren zeer actief. In 1824 begon hij een relatie met gravin Clémentine Curial, daarna met Alberthe de Rubempré en vervolgens met Giulia Rinieri.
Op 43-jarige leeftijd schreef Stendhal zijn eerste roman. In 1828 schreef hij Armance, gevolgd door Promenades dans Rome twee jaar later. Op 15 november 1830 publiceerde hij Le Rouge et le Noir (Nl.: Rood en zwart), waarin hij een beeld schetst van een periode via het relaas van het leven van een arrivistische jongeman, Julien Sorel. De roman behaalde echter niet het verwachte succes.
Bij aanvang van de Julimonarchie begon ook voor Stendhal een nieuwe politieke carrière, die hij, deels uit geldnood, aannam. Koning Louis-Philippe benoemde hem tot Consul van Frankrijk te Triëst. De Oostenrijkse overheid (met o. a. Metternich) was Stendhals verleden onder het Keizerrijk en zijn liberale ideeën echter nog niet vergeten en weigerde hem een exequatur (i. e. de goedkeuring door een regering van een consul). Stendhal werd daarop naar Civitavecchia gestuurd, in de Kerkelijke Staat. Hoewel Rome dichtbij lag, kon de stad hem toch niet bekoren. Om zijn verveling tegen te gaan, begon Stendhal opnieuw te schrijven, bezocht hij de Italiaanse bibliotheken en maakte hij reizen naar het Zuiden van Frankrijk en Parijs. De meeste van zijn werken bleven echter onvoltooid, zoals Souvenirs d’égotisme, Lucien Leuwen uit 1834 en Vie de Henri Brulard uit 1835.

Stendhal ontving toen een verlof van drie jaar van Adolphe Thiers, die toen net was benoemd tot minister van Buitenlandse Zaken. Hij keerde terug naar Parijs in 1836 en ging wonen in de rue Caumartin. Hij nam opnieuw deel aan het leven van de Parijse high society en vond er inspiratie voor zijn werk. Stendhal bezocht de literaire salons van o.a. Destutt de Tracy en madame Ancelot. Hij publiceerde in 1839 Les Chroniques italiennes, waarvoor hij inspiratie had gehaald uit manuscripten van de bibliotheek van Civitavecchia, en Mémoires d’un touriste, na een reis naar Engeland. In 1839 verscheen La Chartreuse de Parme (Nl.: De kartuize van Parma), dat hij naar verluidt op 52 dagen zou geschreven hebben. Daarna kwam nog L’abbesse de Castro uit. In 1839 werd Stendhal weer verplicht zijn ambt in Italië op te nemen. Daar vernam hij o.a. de publicatie van een lovend artikel over hem van de hand van Balzac, gepubliceerd in La Revue parisienne. Ondanks dit artikel en het verschijnen van zijn laatste werken, bleef Stendhal een weinig bekende schrijver.

Bij het beginnen van zijn werk Lamiel werd Stendhals gezondheid slechter. Op 15 maart 1841 werd hij getroffen door een beroerte en leed hij aan syfilis. Hij verliet Civitavecchia en keerde terug naar Parijs om er verzorgd te worden. Een jaar later, op 22 maart 1842, tijdens een wandeling, werd hij opnieuw getroffen door een beroerte. Hij stierf in de nacht van 23 maart, om twee uur ’s ochtends in zijn huis in Parijs zonder nog bij bewustzijn gekomen te zijn. Hij werd begraven op het kerkhof van Montmartre.stendhal_graf_montmartre

Stendhal zou pas het grote succes dat hij zocht na zijn dood behalen. Zo werd de hoop die hij had neergeschreven om in 1935 nog gelezen te worden toch nog waarheid.

•    Henri Beyle ontleende zijn pseudoniem Stendhal aan de Duitse stad Stendal, dat de geboorteplaats was van Johann Joachim Winckelmann, die hij zeer bewonderde. Stendhal had een tijd lang in de stad verbleven als soldaat van Napoleon.
•    Georges Perec merkte op dat Stendhal zijn pseudoniem had gekozen omdat het een anagram was van Shetland. Het is echter goed mogelijk dat Perec deze verklaring heeft uitgevonden.

Zijn werken:

•    Vies de Haydn, de Mozart et de Métastase (1815)
•    Rome, Naples et Florence (1817)
•    Histoire de la peinture en Italie (1817)
•    Vie de Napoleon (1817)
•    De l’Amour (1822)
•    Vie de Rossini (1823)
•    Racine et Shakespeare (1823-1825)
•    Armance (1827)
•    Promenades dans Rome (1829)
•    Chroniques italiennes (1829-1840), waarin o. a. L'abbesse de Castro, Vittoria Accorambi, Vanina Vanini, Les Cenci, La duchesse de Palliano
•    Le Rouge et le Noir (1830) (Nl. : Het Rood en het Zwart)
•    Vie de Henry Brulard (1834-1836)
•    Mémoires d’un touriste (1838)
•    La Chartreuse de Parme (1839) (Nl. : De kartuize van Parma)
•    Féder ou le mari d’argent (1839, onvoltooid)
•    Privilèges (1840)
•    Lamiel (1889, onvoltooid, postuum)
•    Souvenirs d’égotisme (1892, postuum)
•    Lucien Leuwen (1894, postuum)


Het Stendhal-syndroom:
Het Stendhal-syndroom is een psychische aandoening die optreedt als iemand volledig overrompeld wordt door de schoonheid van kunst. Lichamelijke verschijnselen zijn een versnelde hartslag, duizeligheid, verwarring en flauwvallen. In ernstige gevallen treden soms zelfs vormen van manie, hallucinaties of andere psychotische verschijnselen op.
De aandoening is genoemd naar de 19e-eeuwse Franse schrijver Stendhal, die in zijn werk gedetailleerd beschreef hoe hij in 1817 tijdens een bezoek aan Florence emotioneel werd aangegrepen door het artistieke karakter van de stad. Er zijn door de jaren heen meerdere gevallen bekend van toeristen die duizelig worden of flauwvallen bij het aanschouwen van kunst in Florence, met name in het Uffizi-museum.
In 1979 beschreef de Italiaanse psychiater Graziella Magherini het verschijnsel als syndroom na gedurende tien jaar zo'n 100 gevallen bestudeerd te hebben.
Het syndroom is wellicht te vergelijken met het Jeruzalem-syndroom, waarbij sterke emotionele reacties op religieuze ervaringen optreden.

Thomas Hardy

thomas hardyThomas Hardy (2 juni 1840 - 11 januari 1928)

Thomas Hardy (Higher Bockhampton was een Engels romanschrijver en dichter. Hij wordt algemeen beschouwd als een van de grote schrijvers in de Engelse literatuur.

Thomas werd geboren in Higher Bockhampton, bij Dorchester in graafschap Dorset, op 2 juni 1840. Hij was de eerste van vier kinderen van Jemima Hand (1814-1904) en Thomas Hardy Sr. (1811-1892), Zijn vader werkte als meester metselaar en bouwer in deze stad. Zijn moeder had een grote invloed op zijn verbeelding, en onderhield hem met verhalen en liedjes, welke hem vele jaren later zou inspireren tot de Wessex verhalen. Thomas volgde van 1862 – 1867 een opleiding tot architect. Na enige jaren als architect te hebben gewerkt, besloot hij zich geheel toe te leggen op het schrijven. In zijn werk put hij regelmatig uit deze achtergrond en ervaring.

Hardy was broos als een kind, en startte pas bij de dorpsschool toen hij acht jaar was. Een jaar later werd hij overgebracht naar een nieuwe school in de stad van Dorchester.
Als 16-jarige hielp hij zijn vader met de bouwtekeningen voor een herstel van het Woodsford Castle. De eigenaar, architect James Hicks, was onder de indruk van het werk van de jonge Hardy, en nam hem aan als leerling.

Hardy verhuisde later naar Londen om te werken voor vooraanstaande architect Arthur Blom. Hij begon te schrijven, maar zijn gedichten werden afgewezen door een aantal uitgevers. Hoewel hij genoot van het leven in Londen, was Hardy's gezondheid hier slecht, en hij werd gedwongen terug te keren naar Dorset.

In 1870 werd Hardy gestuurd naar een restauratie van de kerk in St. Juliot in Cornwall plan. Daar ontmoette hij Emma Gifford. Ze moedigde hem aan in zijn schrijven, en ze trouwden in 1874. De Hardys woonden kort in Londen, hierna in Yeovil en vervolgens in Sturminster Newton (Stourcastle). De laatste woonplaats omschreef Hardy als "idyllisch". Het was op Sturminster Newton dat Hardy Return of the Native, een van zijn meest duurzame werken heeft geschreven.

Tussen 1871 en 1895 schreef hij 13 romans. Zijn eerste werk, The Poor Man and the Lady, werd geweigerd door de uitgevers, waarop Hardy het manuscript vernietigde. Hij kreeg echter de nodige adviezen en aanmoediging, onder andere van George Meredith, en hij besloot door te gaan. Zijn twee volgende werken verschenen anoniem. Na drie gepubliceerde romans bleek hij de juiste vorm en toon gevonden te hebben en bereikte hij zijn doorbraak met Far from the Madding Crowd. Hij werd vervolgens een gevierd auteur, die zijn plaats in de literaire wereld had veroverd.

Hardy's verhalen spelen zich meestal af in het fictieve graafschap Wessex, genoemd naar het Angelsaksische koninkrijk Wessex, dat deel uitmaakte van de heptarchie die vooraf ging aan het ontstaan van het koninkrijk Engeland. Hardy's Wessex omvat de huidige graafschappen Berkshire, Devon, Dorset, Hampshire, Somerset en Wiltshire. De naam werd voor het eerst gebruikt in 'Far from the Madding Crowd' en pas in de jaren daarna, zeker vanaf 'The Mayor of Casterbridge', ontwikkelde Hardy het concept verder en omschreef hij het als een soort frame waarbinnen zijn verhalen zich afspelen. De fictieve plaatsnamen verwijzen naar werkelijk bestaande steden en dorpen in dit gebied. In latere bewerkingen van zijn verhalen heeft Hardy de oorspronkelijke originele plaatsnamen die hij aanvankelijk gebruikte, vervangen door de fictieve. Een opvallend element in zijn werk is dat het de culturele sfeer schildert in het landelijke Wessex in de periode voor en rond de komst van de spoorwegen en de industriële revolutie, die het Engelse landschap voorgoed zouden veranderen.

De Hardy’s verhuisden naar Dorchester, waar Thomas hun nieuwe huis ontwierp, Max Gate, waarin zij in 1885 hun intrek namen. Een jaar later publiceerde Hardy “De burgemeester van Casterbridge”, gevolgd in 1887 door De Woodlanders en in 1891 door een van zijn beste werken, Tess van de d'Urbervilles.

Hardy stopte met zijn prozawerk na Jude the Obscure (1895), omdat hij voor dit werk, evenals voor Tess of the d'Urbervilles (1891), veel kritiek had gekregen op de kennelijke antihuwelijks-houding en de voor die tijd als immoreel geziene inhoud. De publicatie van dit boek veroorzaakte een breuk tussen Thomas en Emma, die vreesden dat de lezers het zouden beschouwen als een beschrijving van hun eigen huwelijk.
Hardy was verbijsterd door de negatieve reacties dat dit boek veroorzaakte, en hij besloot de rest van zijn leven te richten op poëzie, waaronder Wessex Gedichten (1898), waarmee hij opnieuw veel succes oogstte.

Emma Hardy stierf onverwachts op 27 november 1912 en werd begraven in Stinsford kerkhof. Thomas werd getroffen met schuld en berouw, maar het resultaat was een aantal van zijn beste poëzie, het uiten van zijn gevoelens voor zijn vrouw van 38 jaar.

Hij hertrouwde in 1914 met Florence Emily Dugdale (1879-1937), zijn secretaresse. Zij zou later ook biografiën van Thomas Hardy publiceren. Hun huis bij Max Gate in Dorchester (door Hardy zelf ontworpen, doch hopeloos onpraktisch) werd een bedevaartsoord voor andere schrijvers, als Siegfried Sassoon en Thomas Edward Lawrence.

Hardy bleef actief tot enige dagen voor zijn dood. Zijn begrafenis, op 16 januari in Westminster Abbey, was een controversiële gebeurtenis. Zijn familie en vrienden hadden hem liever begraven gezien in Stinsford, maar zijn executeur, Sir Sydney Carlyle Cockerell, stond erop dat hij begraven zou worden in de Poets' Corner, de schrijvershoek in Westminster Abbey.
Men besloot tot een compromis: zijn hart ligt begraven op het kerkhof van St. Michael's Church in Stinsford, Dorset, waar Emma en Florence nu ook rusten en zijn as werd bijgezet in Poet's Corner van Westminster Abbey, Londen, Engeland.

Over het hart van Hardy gaat echter nog een gerucht. Het verhaal gaat dat Hardy's huishoudster zijn hart op de keukentafel had liggen, waar hij prompt werd verslonden door haar kat. Er zou een varkenshart gebruikt worden om Hardy's eigen hart te vervangen. Waarheid? Fictie? We zullen waarschijnlijk nooit weten.

Thomas Hardy ontving vele onderscheidingen gedurende zijn leven, waaronder een nominatie voor voorzitter van de Vereniging van Auteurs in 1909, de Order of Merit van Koning George V in 1910, de Gold Medal van de Royal Society of Literature in 1912, een eredoctoraat van Cambridge universiteit, en een Honorary Fellowship van Magdalene College in Cambridge.

Zijn geboortehuis (gebouwd door zijn overgrootvader) is nu een museum, beheerd door The National Trust.

Zijn werken:
•    The Poor Man and the Lady (1868, niet uitgegeven)
•    Desperate Remedies (1871)
•    Under the Greenwood Tree (1872)
•    A Pair of Blue Eyes (1873)
•    Far from the Madding Crowd (1874)
•    The Hand of Ethelberta (1876)
•    The Return of the Native (1878)
•    The Trumpet-Major (1880)
•    A Laodicean (1881)
•    Two on a Tower (1882)
•    The Mayor of Casterbridge (1886)
•    The Woodlanders (1887)
•    Tess of the d'Urbervilles (1891, verfilmd door Roman Polański onder de titel Tess)
•    The Well-Beloved (1892/1897)
•    Jude the Obscure (1895), in 1996 verfilmd met als titel "Jude", onder regie van Michael Winterbottom
•    Wessex Tales (1888)
•    A Group of Noble Dames (1891)
•    Life's Little Ironies (1894)
•    A Changed Man (1913)

Zijn poëzie:
•    Wessex Poems (1898)
•    Poems of the Past and Present (1901)
•    Time's Laughing Stocks (1910)
•    Satires of Circumstance (1914)
•    Late Lyrics and Earlier (1922)
•    Human Shows (1925)

Wilkie Collins

Wilkie Collins (Londen, 8 januari 1824 – Londen, 23 september 1889) wilkie_collins-02

William Wilkie Collins was een Engelse romanschrijver, toneelschrijver en auteur van korte verhalen. Hij was enorm populair tijdens het Victoriaanse tijdperk en schreef 30 romans, meer dan 60 korte verhalen, 14 toneelstukken en meer dan 100 stuks van non-fictie werk. Hij was een tijdgenoot en vriend van Charles Dickens. Collins publiceerde ook in Dickens tijdschriften Household Words en All the Year Round. Hij geniet de meeste bekendheid als schrijver van de romans The Woman in White (1860) en The Moonstone (1868), beide voorlopers van de detectiveroman.

Collins werd geboren in Londen, de zoon van een bekende Royal Staatsacademist landschapsschilder William Collins. Vernoemd naar zijn vader, maar werd snel bekend door zijn tweede naam (zoals die van zijn peetvader, David Wilkie). Van zijn 12e tot 15e levensjaar woonde hij met zijn ouders in Italië, dat een grote indruk op hem maakte. Als 17-jarige verliet hij school en trad in de leer als klerk in een onderneming van theehandelaren, maar na vijf ongelukkige jaren, waarin hij zijn eerste roman 'Iolani' schreef, startte hij in Lincoln's Inn om rechten te studeren. (Iolani bleef meer dan 150 jaar ongepubliceerd namelijk tot 1999.)

Na de dood van zijn vader in 1847, publiceerde Collins zijn eerste boek in 1848, Memoires van het leven van William Collins, Esq., RA (1848), en overwoog ook een carrière in de schilderkunst, dit toont een foto op de Royal Academy Summer Exhibitie in 1849, maar het was met de release van zijn eerste gepubliceerde roman, Antonina, in 1850 dat zijn carrière als schrijver begon.

Een belangrijk evenement in Collins carriere gebeurde in maart 1851 toen hij geïntroduceerd werd aan Charles Dickens door een gezamenlijke vriend t.w. Augustus Egg. Ze werden vrienden en samenzweerders! Collins werd redacteur van Dickens' Household Words tijdschrift. Meerdere romans werden in delen werden gepubliceerd in All the Year Round, en Dickens bewerkte en publiceerde Collins verhalen zelf. Collins jongere broer Charles Allston Collins trouwde met Dickens dochter Kate. Collins adviseerde ook zijn schoonzus Georgina Hogarth, toen zij de brieven van Charles Dickens van 1833 tot 1870 bewerkte (gepubliceerd in 1880) samen met Dickens dochter Mary Angela Dickens.

De publicatie van The Moonstone zorgde voor een sensatie door de geweldige beschrijvingen die erin werden gegeven van opiumverslaving. Wilkie Collins baseerde deze gedeeltelijk op zijn eigen ervaringen met opiumverslaving. Collins leed aan een vorm van artritis bekend als "reumatische jicht" en werd zwaar verslaafd aan de opium die hij nam (in de vorm van laudanum) om de pijn te verlichten. Als een gevolg van deze verslaving leed Wilkie Collins op latere leeftijd in toenemende mate aan waanvoorstellingen. De meest opzienbarende hiervan was zijn overtuiging dat hij constant werd vergezeld van een dubbelganger, die hij "Ghost Wilkie" noemde.

Zijn werken werden ingedeeld in de tijd als 'sensatie romans', een genre dat tegenwoordig wordt gezien als de voorloper van detective en suspense fictie. Hij schreef ook indringend over de benarde situatie van vrouwen en over de sociale en binnenlandse aangelegenheden van zijn tijd. De maansteen, wordt de meest populaire van Collins romans, ook bekend als een voorloper voor de detective fictie, zoals Sherlock Holmes.

Collins nooit getrouwd, maar woonde, dan wel – dan niet samen in 1858, met een weduwe, mevrouw Caroline Graves, en haar dochter, Elizabeth (Collins noemde haar "Carrie"). Hij heeft ook drie kinderen verwekt bij een andere vrouw, Martha Rudd, Marian op 4 juli 1869, Harriet op 14 mei 1871 en William Charles op 25 december 1874. Martha Rudd ontmoette hij toen Mrs. Graves hem verliet om met Joseph Charles Clow te trouwen op 29 oktober 1868. Mrs Graves keerde terug naar Collins na twee jaar, en hij bleef beide relaties aanhouden tot zijn dood in 1889.

Hij is begraven in Kensal Green Cemetery, West-Londen. Zijn graf wijst hem aan als de auteur van The Woman in White (Grafnummer 31754, blok 141, rij 1).
wilkie_collins_graf_kensal_green_cemetery
Zijn werken:
•    Iolani, or Tahiti as it was. A Romance (written 1844; published 1999)
•    Memoirs of the Life of William Collins, Esq., R.A. (1848)
•    Antonina (1850)
•    Rambles Beyond Railways (1851)
•    Basil (1852)
•    Mr Wray's Cash Box (1852)
•    Hide and Seek (1854)
•    The Ostler (1855)
•    After the Dark (1856)
•    The Dead Secret (1857)
•    A Rogue's Life (1857/1879)
•    The Frozen Deep (1857), a play co-written with Charles Dickens
•    A Terribly Strange Bed (1858)
•    A House to Let (1858), a short story co-written with Charles Dickens, Elizabeth Gaskell and Adelaide Anne Procter
•    The Haunted House a short story co-written with Charles Dickens, Elizabeth Gaskell, Adelaide Proctor, George Sala and Hesba Stretton
•    The Queen of Hearts (1859)
•    The Woman in White (1860)
•    No Name (1862)
•    My Miscellanies (1863)
•    Armadale (1866)
•    No Thoroughfare (1867), a story and play co-written with Charles Dickens
•    The Moonstone (1868)
•    Man and Wife (1870)
•    Poor Miss Finch (1872), dedicated to Frances Minto Elliot
•    Miss or Mrs? (1873)
•    The New Magdalen (1873)
•    The Frozen Deep and Other Stories (1874)
•    "The Frozen Deep"
•    "Dream Woman"
•    "John Jago's Ghost; or The Dead Alive"
•    The Law and the Lady (1875)
•    The Two Destinies (1876)
•    The Haunted Hotel (1878)
•    The Fallen Leaves (1879)
•    My Lady's Money (1879)
•    Jezebel's Daughter (1880)
•    Who Killed Zebedee (1881)
•    The Black Robe (1881)
•    Heart and Science (1883)
•    I Say No (1884)
•    The Ghost's Touch and Other Stories (1885)
•    The Evil Genius (1886)
•    The Guilty River (1886)
•    Little Novels (1887)
•    The Legacy of Cain (1889)
•    Blind Love (1889 - unfinished, completed by Walter Besant)
•    Basil (UK 1998)
•    The Woman in White (UK 1997)
•    The Moonstone (UK 1996)
•    Zhenshchina v belom (The Woman In White, Russia 1982)
•    The Woman in White (UK, TV, 5 episodes, 1982)
•    La donna in bianco (Italy, TV, 1980)
•    Lucilla (Poor Miss Finch, Germany, 1979, 2 episodes, directed by Wilhelm Semmelroth)
•    Der Monddiamant (The Moonstone, Germany 1974, 2 episodes, directed by Wilhelm Semmelroth)
•    Great Mysteries (1 Episode: A Terribly Strange Bed, USA 1973)
•    Der rote Schal (Armadale, 3 episodes, directed by Wilhelm Semmelroth)
•    La pietra di luna (The Moonstone, Italy 1972)
•    The Moonstone (UK, 5 episodes, 1972)
•    Die Frau in Weiß (The Woman in White, 3 episodes, Germany 1971, directed by Wilhelm Semmelroth)
•    The Policeman and the Cook (USA 1970)
•    La femme en blanc (The Woman in White, France 1970)
•    La dama vestida de blanco (The Woman in White, Spain 1967)
•    The Woman in White (UK, 6 episodes, 1966)
•    A Terribly Strange Bed (USA 1991)
•    Dow Hour of Great Mysteries: The Woman in White (USA 1960)
•    The Moonstone (UK, 7 episodes, 1959)
•    Hour of Mystery: The Woman in White (UK 1957)
•    Sergeant Cuff kann den Mondstein nicht finden (The Moonstone, Germany 1955)
•    Suspense: The Moonstone (USA 1954)
•    Tales Of Adventure: The Moonstone (USA 1952, 5 episodes)
•    Robert Montgomery Presents: The Moonstone (USA 1952)
•    Kvinna i vitt (The Woman in White, Sweden 1949)
•    The Woman in White (USA 1948)
•    Crimes at the Dark House (based on The Woman in White, USA 1940)
•    The Moonstone (1934)
•    The Woman in White (1929)
•    She Loves and Lies (1920)
•    The Twin Pawns (1919)
•    The Woman in White (1917)
•    Tangled Lives (1917)
•    The Moonstone (1915)
•    The Quest of the Sacred Jewel (1914)
•    The New Magdalen (1914
•    The Dream Woman (1914)
•    The New Magdalen (1912)
•    The Woman in White (1912)
•    The New Magdalene (1910)


Weetjes:

Wilkie Collins is een hoofdpersoon in de 2009 historische roman “Drood” door Dan Simmons. Het boek is mede gebaseerd op Charles Dickens “The Mystery of Edwin Drood”.

Actrice Sarah Jessica Parker en haar echtgenoot Matthew Broderick noemden hun zoon James Wilkie Broderick naar Matthew’s vader en naar Collins.

Op 22 januari 2011 werd door De Ramsgate Society een blauwe plaquette onthuld op 14 Nelson Crescent, Ramsgate om het feit te vieren dat Wilkie Collins hier vakantie hield en verwijzingen naar de stad maakte in zijn boeken. De onthulling ging ook gepaard met een lokaal radio-interview met Radio Kent en werd bijgewoond door de voorzitter van de Wilkie Collins Society.

 

William Thackeray

William_Thackeray

William Makepeace Thackeray (18 July 1811 – 24 December 1863)

 

Thackeray was een Engelse romanschrijver uit de 19e eeuw. Hij was vooral bekend om zijn satirische werken, voornamelijk Vanity Fair, een uitgebeid portet van de Engelse samenleving.

Thackeray, enigst kind, werd geboren in Calcutta, India, waar zijn vader, Richmond Thackeray (1 September 1781 – 13 September 1815), de hoge positie had van secretairs van de raad van bestuur van ontvangsten in de Britse Oost Indische Compagnie. Zijn moeder Anne Becher (1792–1864) was de tweede dochter van Harriet and John Harman Becher welke ook secretaries (schrijver) was voor de Oost Indische Compagnie.

William's vader stierf 1815, wat zijn moeder besloot om de 16 jarige William naar Engeland terug te sturen in 1816 (zij bleef in India en trouwde met haar jeugdliefde).
Het schip waarmee hij reisde maakte een korte stop op St. Helena waar de gevangengezette Napoleon door hem werd opgemerkt. Een bediende vertelde hem "hij eet drie schapen per dag en alle kleine kinderen die hij maar tegenkomt!" Toen hij in Engeland terug was werd hij geschoold op scholen in Southampton en Chiswick en vervolgens op de Charterhouse School, waar hij zeer bevriend was met John Leech (later een karikaturist en illustrator). Hij hield niet van Charterhouse, wat hij later pariodeerde in zijn boek “Slaughterhouse”. (Niettemin werd Thackeray geeerd in de Charterhouse kapel met een monument na zijn dood).
De scheiding van zijn moeder had een traumatisch effect op de jonge Thackeray welke hij beschreef in zijn opstel "On Letts's Diary" in The Roundabout Papers.

Nooit te enthousiast over academische studies, vertrok hij van de universiteit in 1830, omdat enkele van zijn werken verschenen in de universiteitspublicaties The Snob and The Gownsman. William reisde enige tijd rond, en bezocht Parijs en Weimar (Duitsland, stad  nabij Thüringen) waar hij Goethe ontmoette. Hij begon bij terugkomst in Engeland aan een studie rechten bij Middle Temple (Londen), maar gaf dit snel op.

Toen hij 21 werd ontving hij zijn erfenis van ca. 17,000 pond, maar verbraste het meeste met gokken en door het starten van twee mislukte kranten, The National Standard en The Constitutional waar hij voor hij had willen schrijven. Hij raakte tevens een groot gedeelte van zijn fortuin kwijt aan het instorten van twee Indische banken. Gedwongen tot een baan om zichzelf te kunnen onderhouden, greep hij eerst naar de kunst, wat hij in Parijs had gestudeerd, maar ging hier niet in verder, behalve in een later leven als illustrator van enkele van zijn eigen boeken en verhalen.

Thackeray trouwde op 20 augustus 1836, met Isabella Gethin Shawe (1816–1893). Hun drie dochters waren Anne Isabella (1837–1919), Jane (die helaas stief na 8 maanden)  en Harriet Marian (1840–1875). Hij begon “ te schrijven voor zijn leven”, zoals hij het melde en greep terug naar de journalistiek om zijn jonge gezin te kunnen onderhouden. Onder verschillende pseudoniemen werkte hij mee aan tijdschriften zoals Fraser's Magazine.
Vanaf 1837 tot 1840 beoordeelde hij ook boeken voor The Times. Later na zijn werk voor het tijdschrift Punch (via John Leech) publiceerde hij The Snob Papers, later verzameld in The Book of Snobs. Dit werk populariseerde de moderne betekenis van het woord “snob”.
Thackeray had ook enig succes met twee reisboeken, The Paris Sketch Book en The Irish Sketch Book.

Zijn doorbraak als romanschrijver kwam er met de publicatie van Vanity Fair, een roman in afleveringen die in 1848 als boek verscheen. Een jaar later verscheen The History of Pendennis, een grotendeels autobiografische zedenschildering van de gentry (lagere adel).  Voordat de afleveringen van Vanity Fair eindigden was Thackeray een beroemdheid geworden, opgezocht door vele lords en dames die hij op satirische wijze beschreef, ze riepen hem uit tot gelijke van Dickens.
Velen zien The History of Henry Esmond als zijn meesterwerk, een historische roman uit 1852 die speelt onder koningin Anna. Hierna volgden nog: The Newcomers (1853-1855), The Virginians (1857), Lovel the Widower (1860) en The Adventures of Philip en Denis Duval (1862).

Thackeray was niet alleen romanschrijver maar ook journalist, karikaturist, criticus en historicus. Hij was een realist die alles om zich heen uiterst nauwkeurig waarnam. Vergeleken met Charles Dickens, die een humorist en optimist was, was hij vooral een scepticus en pessimist. Zijn humor was bijtend en vol van sarcasme.
Tragedie in zijn persoonlijk leven kwam toen zijn vrouw een depressie kreeg na de geboorte van hun derde dochter in 1840. Doordat hij thuis moeilijk kon werken was hij steeds vaker van huis, totdat eindelijk opviel hoe ernstig de situatie was. Door schuldgevoel overmand neemt hij haar mee naar Ierland. Gedurende de overtocht wierp ze zichzelf echter overboord maar werd gered. Ze vluchtten naar huis na een maand huishoudelijk gesteg met haar moeder. Vanaf november 1840 tot februari 1842 had ze regelmatig professionele hulp. Op de lange duur raakte ze echter in een staat waardoor ze zichzelf volledig terugtrok en niet meer bewust was van wat er in de wereld gebeurde.
William zocht wanhopig naar een geneesmiddel maar niets werkte en ze eindigde in een gesloten inrichting nabij Parijs. Hier bleef zij tot 1893, waardoor zij haar man 30 jaar overleefde. William werd een ‘de facto’ weduwnaar en begon nooit meer een permanente relatie.

In 1860, werd Thackeray redacteur voor het nieuwe Cornhill Magazine, maar voelde zich niet prettig als redacteur en gaf de voorkeur aan het schrijven van een colomn voor het tijdschrift, de ij Roundabout Papers.
Zijn gezondheid verslechterde gedurende 1850 en hij kreeg op 23 december 1863, na terugkomst van en diner en het omkleden voor bed een beroerte (hersenbloeding) en werd de volgende morgen dood in bed gevonden.
Zijn dood op 52-jarige leeftijd was geheel onverwachts en shockte zijn familie, vrienden en lezers. Duizenden mensen woonden zijn begrafenis bij in Kensington Gardens. Hij werd begraven op 29 december 1863 op de begraafplaats Kensal Green Cemetery, en een buste van Marochetti kan worden gevonden in Westminster Abbey.

2 Palace Green, een huis gebouwd voor de Thackeray familie  in 1860, is tegenwoordig de permanente locatie van de Iraelische Embassade in Engeland.
Zijn voormalige woning in Tunbridge Wells in Kent is nu een chique restaurant genaamd naar de schrijver.

Zijn werken:
•    The Yellowplush Papers (1837) – ISBN 0-8095-9676-8
•    Catherine (1839–40) – ISBN 1-4065-0055-0
•    A Shabby Genteel Story (1840) – ISBN 1-4101-0509-1
•    The Irish Sketchbook (1843) – ISBN 0-86299-754-2
•    The Luck of Barry Lyndon (1844), filmed as Barry Lyndon by Stanley Kubrick – ISBN 0-19-283628-5
•    Notes of a Journey from Cornhill to Grand Cairo (1846), under the name Mr M.A. Titmarsh.
•    The Book of Snobs (1848), which popularised that term- ISBN 0-8095-9672-5
•    Vanity Fair (1848) – ISBN 0-14-062085-0
•    Pendennis (1848–1850) – ISBN 1-4043-8659-9
•    Rebecca and Rowena (1850), a parody sequel of Ivanhoe – ISBN 1-84391-018-7
•    The Paris Sketchbook (1840), featuring Roger Bontemps
•    Men's Wives (1852) – ISBN 0-14-062085-1
•    The History of Henry Esmond (1852) – ISBN 0-14-143916-5
•    The Newcomes (1855) – ISBN 0-460-87495-0
•    The Rose and the Ring (1855) – ISBN 1-4043-2741-X
•    The Virginians (1857–1859) – ISBN 1-4142-3952-1
•    The Adventures of Philip (1862) – ISBN 1-4101-0510-5
•    Denis Duval (1864) – ISBN 1-4191-1561-8
•    Sketches and Travels in London
•    Stray Papers: Being Stories, Reviews, Verses, and Sketches (1821-1847)
•    Literary Essays
•    English Humourists
•    Four Georges
•    Lovel the Widower